Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. bevrachten:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bevrachten de neerlandés a francés

bevrachten:

bevrachten verbo (bevracht, bevrachtte, bevrachtten, bevracht)

  1. bevrachten (laden; beladen)
    charger; recharger; affréter; fréter; équiper
    • charger verbo (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • recharger verbo (recharge, recharges, rechargeons, rechargez, )
    • affréter verbo (affrète, affrètes, affrétons, affrétez, )
    • fréter verbo (frète, frètes, frétons, frétez, )
    • équiper verbo (équipe, équipes, équipons, équipez, )

Conjugaciones de bevrachten:

o.t.t.
  1. bevracht
  2. bevracht
  3. bevracht
  4. bevrachten
  5. bevrachten
  6. bevrachten
o.v.t.
  1. bevrachtte
  2. bevrachtte
  3. bevrachtte
  4. bevrachtten
  5. bevrachtten
  6. bevrachtten
v.t.t.
  1. heb bevracht
  2. hebt bevracht
  3. heeft bevracht
  4. hebben bevracht
  5. hebben bevracht
  6. hebben bevracht
v.v.t.
  1. had bevracht
  2. had bevracht
  3. had bevracht
  4. hadden bevracht
  5. hadden bevracht
  6. hadden bevracht
o.t.t.t.
  1. zal bevrachten
  2. zult bevrachten
  3. zal bevrachten
  4. zullen bevrachten
  5. zullen bevrachten
  6. zullen bevrachten
o.v.t.t.
  1. zou bevrachten
  2. zou bevrachten
  3. zou bevrachten
  4. zouden bevrachten
  5. zouden bevrachten
  6. zouden bevrachten
diversen
  1. bevracht!
  2. bevracht!
  3. bevracht
  4. bevrachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bevrachten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
affréter beladen; bevrachten; laden inladen; laden
charger beladen; bevrachten; laden aandikken; aanklagen; aantijgen; belasten; beschuldigen; betichten; bevelen; bezwaren; commanderen; decreteren; farceren; gebieden; gelasten; geweer laden; gewicht toevoegen; incrimineren; inladen; insinueren; laden; op iets laden; opblazen; opdragen; opkloppen; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; opschroeven; opvullen; overdreven voorstellen; overdrijven; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken; verladen; verordenen; verzwaren; vullen; zwaarder maken
fréter beladen; bevrachten; laden
recharger beladen; bevrachten; laden herladen; op iets laden; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden
équiper beladen; bevrachten; laden bemannen; optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren