Neerlandés

Traducciones detalladas de bezield de neerlandés a francés

bezield:


Translation Matrix for bezield:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
animé bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig actief; bedrijvig; beweeglijk; bezet; bezig; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; fideel; fleurig; geanimeerd; geestig; jolig; kleurig; kwiek; lawaaierig; levendig; levenslustig; luid; luidruchtig; lustig; monter; onrustig; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; roerig; rumoerig; tierig; uitgelaten; vief; vol fut; vrolijk; wakker; welgemoed; woelig; zonnig
avec enthousiasme bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig gloedvol; uitbundig; uitgelaten
enflammé bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig brandend; fel; fonkelend; gepassioneerd; gloedvol; gloeiend; hartstochtelijk; heetbloedig; hevig; ontvlamd; stormachtig; temperamentvol; verhit; vurig; warm; warmbloedig
enthousiaste bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig brandend; fel; fonkelend; gloedvol; gloeiend; hevig; hooggestemd; verhit; vurig; warm
inspiré bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig
passionné bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig bezetene; brandend; fanatieke; fel; fervent; fonkelend; geboeid; gefascineerd; geil; gepassioneerd; geïntrigeerd; gloedvol; gloeiend; hanig; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; heftig; hevig; hitsig; met hevige passie; onbeheerst; onstuimig; opgewonden; pinnig; scherp; seksueel opgewonden; snibbig; stormachtig; temperamentvol; verhit; vinnig; vlijmend; vurig; warm; warmbloedig

Palabras relacionadas con "bezield":

  • bezieldheid

bezield forma de bezielen:

bezielen verbo (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)

  1. bezielen (een inspirerende werking hebben; inspireren)
    inspirer; animer; vivifier; stimuler; enthousiasmer
    • inspirer verbo (inspire, inspires, inspirons, inspirez, )
    • animer verbo (anime, animes, animons, animez, )
    • vivifier verbo (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, )
    • stimuler verbo (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • enthousiasmer verbo (enthousiasme, enthousiasmes, enthousiasmons, enthousiasmez, )
  2. bezielen (aanvuren; aanmoedigen; toejuichen)
    promouvoir; applaudir; favoriser; exciter; ovationner; acclamer; enthousiasmer; inspirer; ranimer; stimuler; attiser; vivifier; donner du courage; animer quelqu'un
    • promouvoir verbo (promeus, promeut, promouvons, promouvez, )
    • applaudir verbo (applaudis, applaudit, applaudissons, applaudissez, )
    • favoriser verbo (favorise, favorises, favorisons, favorisez, )
    • exciter verbo (excite, excites, excitons, excitez, )
    • ovationner verbo (ovationne, ovationnes, ovationnons, ovationnez, )
    • acclamer verbo (acclame, acclames, acclamons, acclamez, )
    • enthousiasmer verbo (enthousiasme, enthousiasmes, enthousiasmons, enthousiasmez, )
    • inspirer verbo (inspire, inspires, inspirons, inspirez, )
    • ranimer verbo (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
    • stimuler verbo (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • attiser verbo (attise, attises, attisons, attisez, )
    • vivifier verbo (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, )
  3. bezielen (stimuleren; aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen)
    enflammer; stimuler; vivifier; activer; raviver; animer
    • enflammer verbo (enflamme, enflammes, enflammons, enflammez, )
    • stimuler verbo (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • vivifier verbo (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, )
    • activer verbo (active, actives, activons, activez, )
    • raviver verbo (ravive, ravives, ravivons, ravivez, )
    • animer verbo (anime, animes, animons, animez, )

Conjugaciones de bezielen:

o.t.t.
  1. beziel
  2. bezielt
  3. bezielt
  4. bezielen
  5. bezielen
  6. bezielen
o.v.t.
  1. bezielde
  2. bezielde
  3. bezielde
  4. bezielden
  5. bezielden
  6. bezielden
v.t.t.
  1. heb bezield
  2. hebt bezield
  3. heeft bezield
  4. hebben bezield
  5. hebben bezield
  6. hebben bezield
v.v.t.
  1. had bezield
  2. had bezield
  3. had bezield
  4. hadden bezield
  5. hadden bezield
  6. hadden bezield
o.t.t.t.
  1. zal bezielen
  2. zult bezielen
  3. zal bezielen
  4. zullen bezielen
  5. zullen bezielen
  6. zullen bezielen
o.v.t.t.
  1. zou bezielen
  2. zou bezielen
  3. zou bezielen
  4. zouden bezielen
  5. zouden bezielen
  6. zouden bezielen
diversen
  1. beziel!
  2. bezielt!
  3. bezield
  4. bezielend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bezielen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
stimuler aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
acclamer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bejubelen; bemoedigen; klappen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
activer aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; accelereren; activeren; animeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; initiëren; instigeren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; op gang brengen; opjutten; oppoken; opporren; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; starten; stimuleren; stoken; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
animer aanmoedigen; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; oppeppen; opwekken; stimuleren aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opjutten; opleven; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; toemoedigen; tot leven wekken; verlevendigen; wakker schudden
animer quelqu'un aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen iemand opstoken; opjutten; opzetten
applaudir aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bejubelen; bemoedigen; klappen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
attiser aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; roeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toemoedigen; wakker schudden
donner du courage aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen
enflammer aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren
enthousiasmer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; toejuichen inboezemen; ingeven; inspireren
exciter aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; toemoedigen
favoriser aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen avanceren; begunstigen; bevoordelen; bevorderen; doneren; geven; helpen; promoten; promoveren; schenken; voorschuiven; voortrekken
inspirer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; toejuichen inboezemen; ingeven; inspireren
ovationner aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; bejubelen; bemoedigen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen
promouvoir aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen avanceren; bevorderd worden; bevorderen; helpen; hogerop komen; niveau verhogen; promoten; promoveren; zich opwerken
ranimer aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bekomen; bemoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; opleven; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; opwekken; poken; prikkelen; reanimeren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toemoedigen; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden
raviver aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren activeren; blij maken; fleurig maken; opfleuren; opleven; opmonteren; oprakelen; opwekken; reanimeren; ter sprake brengen; tot leven wekken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
stimuler aanmoedigen; aanvuren; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; oppeppen; opwekken; stimuleren; toejuichen aanblazen; aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; activeren; animeren; bemoedigen; doen opvlammen; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opdrijven; opkrikken; oppoken; opporren; opwekken; opwinden; prikkelen; provoceren; stimuleren; toemoedigen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
vivifier aanmoedigen; aanvuren; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; oppeppen; opwekken; stimuleren; toejuichen activeren; inboezemen; ingeven; inspireren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
activer inschakelen
promouvoir niveau verhogen

Wiktionary: bezielen


Traducciones relacionadas de bezield