Neerlandés
Traducciones detalladas de corrumperen de neerlandés a francés
corrumperen:
-
corrumperen (verderven)
corrompre; ruiner; gâcher-
corrompre verbo (corromps, corromp, corrompons, corrompez, corrompent, corrompais, corrompait, corrompions, corrompiez, corrompaient, corrompis, corrompit, corrompîmes, corrompîtes, corrompirent, corromprai, corrompras, corrompra, corromprons, corromprez, corrompront)
-
ruiner verbo (ruine, ruines, ruinons, ruinez, ruinent, ruinais, ruinait, ruinions, ruiniez, ruinaient, ruinai, ruinas, ruina, ruinâmes, ruinâtes, ruinèrent, ruinerai, ruineras, ruinera, ruinerons, ruinerez, ruineront)
-
gâcher verbo (gâche, gâches, gâchons, gâchez, gâchent, gâchais, gâchait, gâchions, gâchiez, gâchaient, gâchai, gâchas, gâcha, gâchâmes, gâchâtes, gâchèrent, gâcherai, gâcheras, gâchera, gâcherons, gâcherez, gâcheront)
-
-
corrumperen (omkopen)
corrompre; acheter-
corrompre verbo (corromps, corromp, corrompons, corrompez, corrompent, corrompais, corrompait, corrompions, corrompiez, corrompaient, corrompis, corrompit, corrompîmes, corrompîtes, corrompirent, corromprai, corrompras, corrompra, corromprons, corromprez, corrompront)
-
acheter verbo (achète, achètes, achetons, achetez, achètent, achetais, achetait, achetions, achetiez, achetaient, achetai, achetas, acheta, achetâmes, achetâtes, achetèrent, achèterai, achèteras, achètera, achèterons, achèterez, achèteront)
-
Conjugaciones de corrumperen:
o.t.t.
- corrumpeer
- corrumpeert
- corrumpeert
- corrumperen
- corrumperen
- corrumperen
o.v.t.
- corrumpeerde
- corrumpeerde
- corrumpeerde
- corrumpeerden
- corrumpeerden
- corrumpeerden
v.t.t.
- heb gecorrumpeerd
- hebt gecorrumpeerd
- heeft gecorrumpeerd
- hebben gecorrumpeerd
- hebben gecorrumpeerd
- hebben gecorrumpeerd
v.v.t.
- had gecorrumpeerd
- had gecorrumpeerd
- had gecorrumpeerd
- hadden gecorrumpeerd
- hadden gecorrumpeerd
- hadden gecorrumpeerd
o.t.t.t.
- zal corrumperen
- zult corrumperen
- zal corrumperen
- zullen corrumperen
- zullen corrumperen
- zullen corrumperen
o.v.t.t.
- zou corrumperen
- zou corrumperen
- zou corrumperen
- zouden corrumperen
- zouden corrumperen
- zouden corrumperen
diversen
- corrumpeer!
- corrumpeert!
- gecorrumpeerd
- corrumperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze