Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
carence
|
deficit; tekort
|
machteloosheid; onvermogen
|
disette
|
deficit; tekort
|
gebrek; hongersnood; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort; voedselschaarste
|
défaut
|
deficit; tekort
|
abuis; afwijking; blunder; defect; domheid; dwaling; euvel; feil; flater; fout; gebrek; gemis; giller; handicap; incorrectheid; krachteloosheid; lacune; leegte; leemte; machinedefect; manco; mankement; misgreep; misslag; ondeugd; onjuistheid; ontstentenis; onvolkomenheid; slapte; tekort; vergissing; zedelijke slechtheid; zonde; zwakheid
|
défiance
|
deficit; tekort
|
achterdocht; argwaan; wantrouwen
|
déficit
|
deficit; tekort
|
gebrek; kastekort; krapte; manco; schaarsheid; schaarste; tekort; zwakheid
|
insuffisance
|
deficit; tekort
|
gebrek; incompetentie; manco; onbekwaamheid; ongeschiktheid; ontoereikendheid; tekort
|
manque
|
deficit; tekort
|
afwijking; feil; fout; gebrek; gemis; handicap; krapte; lacune; leegte; leemte; lichaamsgebrek; manco; schaarsheid; schaarste; tekort; zwakheid
|
pénurie
|
deficit; tekort
|
armzaligheid; eenvoud; gebrek; gemis; karigheid; krapte; manco; poverheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; simpelheid; soberheid; tekort
|