Neerlandés
Traducciones detalladas de doorspelen de neerlandés a francés
doorspelen:
-
doorspelen (doorvertellen; doorgeven; rondvertellen; rondbrieven)
transmettre; rapporter; répandre; faire circuler; colporter; se faire l'écho de-
transmettre verbo (transmets, transmet, transmettons, transmettez, transmettent, transmettais, transmettait, transmettions, transmettiez, transmettaient, transmis, transmit, transmîmes, transmîtes, transmirent, transmettrai, transmettras, transmettra, transmettrons, transmettrez, transmettront)
-
rapporter verbo (rapporte, rapportes, rapportons, rapportez, rapportent, rapportais, rapportait, rapportions, rapportiez, rapportaient, rapportai, rapportas, rapporta, rapportâmes, rapportâtes, rapportèrent, rapporterai, rapporteras, rapportera, rapporterons, rapporterez, rapporteront)
-
répandre verbo (répands, répand, répandons, répandez, répandent, répandais, répandait, répandions, répandiez, répandaient, répandis, répandit, répandîmes, répandîtes, répandirent, répandrai, répandras, répandra, répandrons, répandrez, répandront)
-
faire circuler verbo
-
colporter verbo (colporte, colportes, colportons, colportez, colportent, colportais, colportait, colportions, colportiez, colportaient, colportai, colportas, colporta, colportâmes, colportâtes, colportèrent, colporterai, colporteras, colportera, colporterons, colporterez, colporteront)
-
se faire l'écho de verbo
-
Conjugaciones de doorspelen:
o.t.t.
- speel door
- speelt door
- speelt door
- spelen door
- spelen door
- spelen door
o.v.t.
- speelde door
- speelde door
- speelde door
- speelden door
- speelden door
- speelden door
v.t.t.
- heb doorgespeeld
- hebt doorgespeeld
- heeft doorgespeeld
- hebben doorgespeeld
- hebben doorgespeeld
- hebben doorgespeeld
v.v.t.
- had doorgespeeld
- had doorgespeeld
- had doorgespeeld
- hadden doorgespeeld
- hadden doorgespeeld
- hadden doorgespeeld
o.t.t.t.
- zal doorspelen
- zult doorspelen
- zal doorspelen
- zullen doorspelen
- zullen doorspelen
- zullen doorspelen
o.v.t.t.
- zou doorspelen
- zou doorspelen
- zou doorspelen
- zouden doorspelen
- zouden doorspelen
- zouden doorspelen
en verder
- is doorgespeeld
- zijn doorgespeeld
diversen
- speel door!
- speelt door!
- doorgespeeld
- doorspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze