Neerlandés
Traducciones detalladas de duelleren de neerlandés a francés
duelleren:
-
duelleren (knokken; vechten; bakkeleien; kampen; matten)
se battre; tabasser; battre le fer; castagner; se cogner; se chamailler; se battre en duel; se bagarrer; taper dur; se quereller; aller sur le pré-
se battre verbo
-
tabasser verbo (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, tabassent, tabassais, tabassait, tabassions, tabassiez, tabassaient, tabassai, tabassas, tabassa, tabassâmes, tabassâtes, tabassèrent, tabasserai, tabasseras, tabassera, tabasserons, tabasserez, tabasseront)
-
battre le fer verbo
-
castagner verbo (castagne, castagnes, castagnons, castagnez, castagnent, castagnais, castagnait, castagnions, castagniez, castagnaient, castagnai, castagnas, castagna, castagnâmes, castagnâtes, castagnèrent, castagnerai, castagneras, castagnera, castagnerons, castagnerez, castagneront)
-
se cogner verbo
-
se chamailler verbo
-
se battre en duel verbo
-
se bagarrer verbo
-
taper dur verbo
-
se quereller verbo
-
aller sur le pré verbo
-
Conjugaciones de duelleren:
o.t.t.
- duelleer
- duelleert
- duelleert
- duelleren
- duelleren
- duelleren
o.v.t.
- duelleerde
- duelleerde
- duelleerde
- duelleerden
- duelleerden
- duelleerden
v.t.t.
- heb geduelleerd
- hebt geduelleerd
- heeft geduelleerd
- hebben geduelleerd
- hebben geduelleerd
- hebben geduelleerd
v.v.t.
- had geduelleerd
- had geduelleerd
- had geduelleerd
- hadden geduelleerd
- hadden geduelleerd
- hadden geduelleerd
o.t.t.t.
- zal duelleren
- zult duelleren
- zal duelleren
- zullen duelleren
- zullen duelleren
- zullen duelleren
o.v.t.t.
- zou duelleren
- zou duelleren
- zou duelleren
- zouden duelleren
- zouden duelleren
- zouden duelleren
diversen
- duelleer!
- duelleert!
- geduelleerd
- duellerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze