Neerlandés
Traducciones detalladas de geërgerd de neerlandés a francés
geërgerd:
-
geërgerd (geprikkeld; geïrriteerd)
vexé; irrité; échauffé; énervé; d'une manière agitée-
vexé adj.
-
irrité adj.
-
échauffé adj.
-
énervé adj.
-
d'une manière agitée adj.
-
-
geërgerd (geïrriteerd; prikkelbaar; aangebrand; pissig; geprikkeld)
irrité; de mauvais poil; susceptible; sensible; vexé; énervé; hargneux; irascible; irritable; excitable; à prendre avec des pincettes-
irrité adj.
-
de mauvais poil adj.
-
susceptible adj.
-
sensible adj.
-
vexé adj.
-
énervé adj.
-
hargneux adj.
-
irascible adj.
-
irritable adj.
-
excitable adj.
-
Translation Matrix for geërgerd:
Palabras relacionadas con "geërgerd":
Wiktionary: geërgerd
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• geërgerd | → fâché; contrarié | ↔ cross — angry, annoyed |
• geërgerd | → stupidous princessus | ↔ exasperated — greatly annoyed; made furious |
geërgerd forma de ergeren:
-
ergeren (irriteren; vervelen; op de zenuwen werken)
– iets doen wat hij vervelend vindt 1énerver; irriter; agacer; piquer; s'irriter-
énerver verbo (énerve, énerves, énervons, énervez, énervent, énervais, énervait, énervions, énerviez, énervaient, énervai, énervas, énerva, énervâmes, énervâtes, énervèrent, énerverai, énerveras, énervera, énerverons, énerverez, énerveront)
-
irriter verbo (irrite, irrites, irritons, irritez, irritent, irritais, irritait, irritions, irritiez, irritaient, irritai, irritas, irrita, irritâmes, irritâtes, irritèrent, irriterai, irriteras, irritera, irriterons, irriterez, irriteront)
-
agacer verbo (agace, agaces, agaçons, agacez, agacent, agaçais, agaçait, agacions, agaciez, agaçaient, agaçai, agaças, agaça, agaçâmes, agaçâtes, agacèrent, agacerai, agaceras, agacera, agacerons, agacerez, agaceront)
-
piquer verbo (pique, piques, piquons, piquez, piquent, piquais, piquait, piquions, piquiez, piquaient, piquai, piquas, piqua, piquâmes, piquâtes, piquèrent, piquerai, piqueras, piquera, piquerons, piquerez, piqueront)
-
s'irriter verbo
-
Conjugaciones de ergeren:
o.t.t.
- erger
- ergert
- ergert
- ergeren
- ergeren
- ergeren
o.v.t.
- ergerde
- ergerde
- ergerde
- ergerden
- ergerden
- ergerden
v.t.t.
- heb geërgerd
- hebt geërgerd
- heeft geërgerd
- hebben geërgerd
- hebben geërgerd
- hebben geërgerd
v.v.t.
- had geërgerd
- had geërgerd
- had geërgerd
- hadden geërgerd
- hadden geërgerd
- hadden geërgerd
o.t.t.t.
- zal ergeren
- zult ergeren
- zal ergeren
- zullen ergeren
- zullen ergeren
- zullen ergeren
o.v.t.t.
- zou ergeren
- zou ergeren
- zou ergeren
- zouden ergeren
- zouden ergeren
- zouden ergeren
en verder
- ben geërgerd
- bent geërgerd
- is geërgerd
- zijn geërgerd
- zijn geërgerd
- zijn geërgerd
diversen
- erger!
- ergert!
- geërgerd
- ergerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ergeren:
Sinónimos de "ergeren":
Antónimos de "ergeren":
Definiciones relacionadas de "ergeren":
Wiktionary: ergeren
ergeren
Cross Translation:
verb
ergeren
-
gevoelens van onvrede veroorzaken
- ergeren → énerver
-
zich ~ aan gevoelens van onvrede ervaren
- ergeren → s'énerver
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ergeren | → gêner; ennuyer; embêter; agacer | ↔ annoy — to disturb or irritate |
• ergeren | → troubler | ↔ roil — render turbid |
• ergeren | → ennuyer; énerver | ↔ vex — to annoy |