Neerlandés

Traducciones detalladas de gefundeerd de neerlandés a francés

gefundeerd:


Translation Matrix for gefundeerd:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
juste eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
appuyé gefundeerd; onderbouwd gestut; ondersteund
argumenté gefundeerd; onderbouwd
bien pesé aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend overdacht; weldoordacht; weloverwogen
crédible aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; acceptabel; geloofwaardig; plausibel; waarschijnlijk
fondé aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; onderbouwd; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; billijk; geldig; gerechtvaardigd; gesticht; grondig; opgericht; rechtmatig; valabel; valide; zorgvuldig
irrefutable aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend
juste aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; beslist; braaf; chagrijnig; correct; daarnet; eerlijk; eng; fair; feitelijk; geconcentreerd; geheid; geldig; gewis; goed; grondig; heus; ingespannen; integer; juist; kloppend; knorrig; korzelig; krap; krek; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; reëel; stellig; strak; ternauwernood; uitgerekend; valabel; valide; van sterk gehalte; vast; vast en zeker; verdiept; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zojuist; zonet; zorgvuldig
légitime aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; bevoegd; billijk; braaf; eerlijk; fair; geautoriseerd; geldig; gerechtigd; gerechtvaardigd; gewettigd; legaal; legitiem; op deugdelijke gronden steunend; rechtgeaard; rechtmatig; rechtschapen; rechtsgeldig; rechtvaardig; valabel; valide; wetmatig; wettelijk; wettig
médité aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend
mûri aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend
plausible aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; acceptabel; geloofwaardig; plausibel; vermoedelijk; waarschijnlijk
qui tient debout aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend
raisonnable aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend bedachtzaam; behoorlijke; betaalbaar; billijk; correct; diep; diepzinnig; doordacht; gewettigd; nadenkend; pienter; raadzaam; rationeel; rechtmatig; rechtvaardig; redelijk; redelijke; tamelijke; verstandelijk; verstandig; weldenkend; wetmatig; wettig; wijs; wijselijk; zinnig
raisonnablement aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend bedachtzaam; billijk; correct; diep; diepzinnig; doordacht; gewettigd; nadenkend; pienter; raadzaam; rationeel; rechtmatig; rechtvaardig; redelijk; verstandelijk; verstandig; weldenkend; wetmatig; wettig; wijs; wijselijk; zinnig
réfléchi aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend alert; bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; doelbewust; doordacht; gegrond; hoede; omzichtig; overdacht; paraat; reflexief; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; wederkerend
solide aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend behoorlijk; bestendig; betrouwbaar; danig; dapper; degelijk; degelijke; deugdelijk; doorwrocht; duchtig; ferm; fiks; flink; fors; gedegen; hecht; kordaat; moedig; moreel sterk; onderlegd; onveranderlijk; potig; robuust; solide; standvastig; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer; van goede hoedanigheid
solidement aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend bestendig; degelijke; ferm; fiks; flink; fors; kordaat; onveranderlijk; potig; stabiel; standvastig; stevig
soutenu gefundeerd; onderbouwd gestut; ondersteund
vraisemblable aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; acceptabel; geloofwaardig; plausibel; vermoedelijk; waarschijnlijk
étayé gefundeerd; onderbouwd

gefundeerd forma de funderen:

funderen verbo (fundeer, fundeert, fundeerde, fundeerden, gefundeerd)

  1. funderen (baseren)
    baser; fonder; établir; appuyer; asseoir; s'établir
    • baser verbo (base, bases, basons, basez, )
    • fonder verbo (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • établir verbo (établis, établit, établissons, établissez, )
    • appuyer verbo (appuie, appuies, appuyons, appuyez, )
    • asseoir verbo (assieds, assied, asseyons, asseyez, )
    • s'établir verbo
  2. funderen (grondvesten; gronden)
    fonder; établir; instaurer; élever; dresser; ériger; édifier; baser; s'établir
    • fonder verbo (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • établir verbo (établis, établit, établissons, établissez, )
    • instaurer verbo (instaure, instaures, instaurons, instaurez, )
    • élever verbo (élève, élèves, élevons, élevez, )
    • dresser verbo (dresse, dresses, dressons, dressez, )
    • ériger verbo (érige, ériges, érigeons, érigez, )
    • édifier verbo (édifie, édifies, édifions, édifiez, )
    • baser verbo (base, bases, basons, basez, )
    • s'établir verbo
  3. funderen (onderheien; onderbouwen)

Conjugaciones de funderen:

o.t.t.
  1. fundeer
  2. fundeert
  3. fundeert
  4. funderen
  5. funderen
  6. funderen
o.v.t.
  1. fundeerde
  2. fundeerde
  3. fundeerde
  4. fundeerden
  5. fundeerden
  6. fundeerden
v.t.t.
  1. heb gefundeerd
  2. hebt gefundeerd
  3. heeft gefundeerd
  4. hebben gefundeerd
  5. hebben gefundeerd
  6. hebben gefundeerd
v.v.t.
  1. had gefundeerd
  2. had gefundeerd
  3. had gefundeerd
  4. hadden gefundeerd
  5. hadden gefundeerd
  6. hadden gefundeerd
o.t.t.t.
  1. zal funderen
  2. zult funderen
  3. zal funderen
  4. zullen funderen
  5. zullen funderen
  6. zullen funderen
o.v.t.t.
  1. zou funderen
  2. zou funderen
  3. zou funderen
  4. zouden funderen
  5. zouden funderen
  6. zouden funderen
en verder
  1. is gefundeerd
  2. zijn gefundeerd
diversen
  1. fundeer!
  2. fundeert!
  3. gefundeerd
  4. funderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for funderen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
appuyer baseren; funderen aanbevelen; aanraden; bemoedigen; bijvallen; coöpereren; dragen; drukken; iemand recommanderen; indrukken; induwen; instemmen; knellen; meewerken; nomineren; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; steunen op; stutten; tikken op; troosten; vertroosten; voordragen
asseoir baseren; funderen bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten; zitten
baser baseren; funderen; gronden; grondvesten aarden; gronden
dresser funderen; gronden; grondvesten aanbrengen; aanleggen; arrangeren; bouwen; construeren; gaan staan; hoger worden; iets op touw zetten; installeren; instellen; invoeren; monteren en aansluiten; omhoogbrengen; omhoogkomen; oprichten; opstaan; opstijgen; optrekken; opvliegen; overeindzetten; plaatsen; rechtop zetten; regelen; stichten; temmen; verheffen
faire une substruction de pilotis funderen; onderbouwen; onderheien
fonder baseren; funderen; gronden; grondvesten aarden; arrangeren; bouwen; gronden; iets op touw zetten; instellen; invoeren; koloniseren; opbouwen; oprichten; regelen; settelen; stichten; vestigen
instaurer funderen; gronden; grondvesten instellen; invoeren; oprichten; stichten
s'établir baseren; funderen; gronden; grondvesten aarden; gronden; neerstrijken; plaatsnemen; zich nestelen; zich vestigen
édifier funderen; gronden; grondvesten arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; instellen; invoeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; regelen; stichten
élever funderen; gronden; grondvesten fokken; grootbrengen; heffen; hoger maken; hoger worden; instellen; invoeren; kweken; lichten; omhoog brengen; omhoog doen; omhoogheffen; omhoogkomen; opfokken; opheffen; ophogen; oprichten; opstijgen; optillen; opvliegen; opvoeden; stichten; tillen; verhogen; vormen
ériger funderen; gronden; grondvesten arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; instellen; invoeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; regelen; stichten
établir baseren; funderen; gronden; grondvesten aarden; bepalen; determineren; formeren; gronden; instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; settelen; stichten; vaststellen; vestigen

Wiktionary: funderen

funderen
verb
  1. een fundering aanbrengen
funderen

Traducciones relacionadas de gefundeerd