Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
commode
|
|
commode; kabinetje; kast; kastje; ladekast; latafel
|
naturel
|
|
eenvoud; naturel; natuurlijkheid; ongedwongenheid; ongekunsteldheid
|
niais
|
|
achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; gek; hansworst; idioot; kalfskop; kuiken; kwast; kwibus; nar; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; onnozole hals; rund; schaap; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; stommeling; stommerd; stommerik; sufferd; sukkel; sul; uil; uilskuikens; zot
|
pratique
|
|
artsenpraktijk; beoefening; ervaring; praktijk; routine; uitoefening
|
simple
|
|
enkelspel
|
Adverb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
facilement
|
aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
gedwee; in een handomdraai; licht; lichtwegend; meegaand; moeiteloos; onderworpen; op rolletjes; rap; snel; vanzelf; vlot; vlug; volgzaam; zonder moeite
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
adroit
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
adrem; bedreven; behendig; bekwaam; berekenend; bijdehand; clever; echt; eerlijk; gehaaid; geoefend; gevat; gewiekst; handig; kien; kundig; menens; oprecht; pienter; raak; ronduit; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig
|
agile
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
behendig; bekwaam; briljant; clever; handig; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; rap; schrander; slim; snel; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; vlot; vlug
|
agréable
|
aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
aangenaam; aardig; attent; behaaglijk; behulpzaam; fijn; genoeglijk; geschikt; gezellig; goedaardig; goedhartig; heugelijk; heuglijk; huiselijk; hulpvaardig; knus; knusjes; lekker; leuk; plezant; plezierig; prettig; tof; verblijdend; voorkomend; vriendelijk; welkom; zachtaardig
|
agréablement
|
aangenaam; comfortabel; gemakkelijk; geriefelijk
|
aangenaam; aardig; attent; behaaglijk; behulpzaam; fijn; genoeglijk; geschikt; gezellig; goedaardig; goedhartig; huiselijk; hulpvaardig; knus; knusjes; lekker; leuk; plezant; plezierig; prettig; tof; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
|
aisé
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; nuttig; practisch; simpel
|
blakend van gezondheid; brutaal; fit; florerend; gegoed; gezond; in een handomdraai; in goeden doen; moeiteloos; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; stoutmoedig; vanzelf; vrijmoedig; vrijpostig; welgesteld; welvarend; zonder moeite; zonder ziekte
|
aisément
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; nuttig; practisch; simpel
|
brutaal; grif; grifweg; in een handomdraai; met gemak; moeiteloos; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; stoutmoedig; vanzelf; verreweg; vlot; vrijmoedig; vrijpostig; zonder moeite
|
appliqué
|
gemakkelijk; nuttig; practisch
|
aangewend; doorgevoerd; ijverig; opgenaaid; opgestikt; toegediend; toegepast; vlijtig
|
borné
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
aan een kant beschrijfbaar; afgegrensd; begrensd; bekrompen; benepen; beperkt; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; dood; eenzijdig; geesteloos; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinzielig; kneuterig; levenloos; niet bezield; onbezield
|
comme un enfant
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
als een kind; infantiel; jongensachtig; kinderachtig; kinderlijk
|
commode
|
aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; nuttig; practisch; simpel
|
bruikbare; gerieflijk; in een handomdraai; moeiteloos; vanzelf; zonder moeite
|
commodément
|
aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; nuttig; practisch; simpel
|
in een handomdraai; moeiteloos; vanzelf; zonder moeite
|
confortable
|
aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
aangenaam; behaaglijk; fijn; genoeglijk; gerieflijk; gezellig; huiselijk; knus; knusjes; lekker; plezierig; prettig; senang
|
confortablement
|
aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
aangenaam; behaaglijk; fijn; genoeglijk; gezellig; huiselijk; knus; knusjes; lekker; plezierig; prettig
|
d'enfant
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
als een kind; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
d'une façon enfantine
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
als een kind; infantiel; kinderachtig; kinderlijk
|
de façon pratique
|
gemakkelijk; nuttig; practisch
|
aangewend; toegepast
|
en bon enfant
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
als een kind; infantiel; kinderachtig; kinderlijk
|
enfantin
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
als een kind; infantiel; jongensachtig; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
facile
|
aangenaam; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
eenvoudig; gedwee; grif; grifweg; in een handomdraai; licht; lichtwegend; meegaand; met gemak; moeiteloos; onderworpen; ongecompliceerd; simpel; vanzelf; vlot; volgzaam; zonder moeite
|
ingénu
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
argeloos; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; natuurlijk; naïef; ongedwongen; ongekunsteld; onschuldig; schuldeloos; schuldloos
|
léger
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
frivool; hups; in een handomdraai; licht; lichtwegend; lichtzinnig; losbandig; losjes; loszinnig; luchthartig; luchtig; moeiteloos; speels; vanzelf; wuft; zonder moeite
|
légère
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
in een handomdraai; licht; lichtwegend; loszinnig; moeiteloos; vanzelf; zonder moeite
|
naturel
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
'tuurlijk; aangeboren; allicht; autochtoon; bijgevolg; dus; eenvoudig; eigen; in een handomdraai; ingeboren; inheems; inlands; koel; koud; logisch; moeiteloos; natuurlijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongecompliceerd; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; onontkomelijk; simpel; uiteraard; van nature aanwezig; vanzelf; vanzelfsprekend; zeker; zonder moeite; zonder twijfel
|
naïf
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
als een kind; argeloos; goedgelovig; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; lichtgelovig; naief; natuurlijk; naïef; ongedwongen; ongekunsteld; onnozel; overdreven kinderachtig
|
naïvement
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
als een kind; argeloos; goedgelovig; infantiel; kinderachtig; kinderlijk; lichtgelovig; naief; naïef; onnozel; overdreven kinderachtig
|
niais
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
kalverachtig; sullig
|
obtus
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
afgeknot; dood; geesteloos; hardleers; levenloos; niet bezield; onbezield; stomp
|
ordinaire
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
alledaags; alledaagse; bedriegelijk; bescheiden; doodgewoon; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gefingeerd; gemeen; gewoon; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; nagemaakt; natuurlijk; nederig; niet voornaam; niets bijzonders; normaal; onecht; onedel; ongecompliceerd; ongekunsteld; onwaar; ordinair; plat; platvloers; simpel; vals; van eenvoudige komaf; vulgair
|
pas difficile
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
|
plaisamment
|
aangenaam; comfortabel; gemakkelijk; geriefelijk
|
aangenaam; bijzonder aangenaam; geestig; geinig; geschikt; grappig; heugelijk; heuglijk; humoristische; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; plezierig; tof; verblijdend
|
plaisant
|
aangenaam; comfortabel; gemakkelijk; geriefelijk
|
aangenaam; aardig; amusant; attractief; bevallig; bijzonder aangenaam; charmant; fijn; fraai; geestig; geinig; genietbaar; geschikt; goed ogend; grappig; guitig; heugelijk; heuglijk; humoristische; jofel; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; lekker; leuk; lief; lollig; mooi; olijk; onderhoudend; plezierig; prettig; sympathiek; te genieten; tof; uiig; verblijdend; vermakelijk; welgevallig
|
pratique
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; nuttig; practisch; simpel
|
aangewend; bruikbaar; in de praktijk; nuttig; praktisch; toegepast; voordelig
|
puéril
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
flauw; flauwtjes; infantiel; jongensachtig; kinderachtig; kinderlijk; kinds; overdreven kinderachtig; zwak; zwakjes
|
puérilement
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
infantiel; jongensachtig; kinderachtig; kinderlijk; overdreven kinderachtig
|
sans effort
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
in een handomdraai; moeiteloos; vanzelf; zonder moeite
|
sans esprit
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
afstompend; dood; eentonig; geestdodend; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield; saai; stom; suf
|
sans peine
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
in een handomdraai; moeiteloos; smarteloos; vanzelf; zonder moeite
|
sans prétention
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
eenvoudig; natuurlijk; ongecompliceerd; ongekunsteld; simpel
|
seul
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; eenmalig; enkel; in quarantaine; separaat; single; uniek; vereenzaamd
|
simple
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
eenvoudig; enkel; in een handomdraai; ingetogen; matig; moeiteloos; natuurlijk; ongecompliceerd; ongedwongen; ongekunsteld; onversierd; simpel; sober; stemmig; vanzelf; zonder moeite
|
simple d'esprit
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
|
simplement
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
bot; eenvoudig; eenvoudigweg; gewoonweg; gladweg; in een handomdraai; klinkklaar; kortaf; kortweg; licht; moeiteloos; natuurlijk; niet donker; ongecompliceerd; ongekunsteld; puur; regelrecht; ronduit; simpel; simpelweg; vanzelf; zonder moeite; zonder omhaal
|
sobre
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
berooid; eenvoudig; ingetogen; karig; mager; matig; natuurlijk; niet beschonken; nuchter; ongecompliceerd; ongekunsteld; pover; schraal; simpel; sober; stemmig; stemmingsvol
|
terne
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
afstompend; beslagen; bleek; boosaardig; daas; dof; dood; eentonig; flauw; flets; flodderig; futloos; geestdodend; geesteloos; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; lamlendig; levenloos; lusteloos; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; overbluft; paf; perplex; ranzig; saai; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; soezerig; somber; sprakeloos; stom; stomverbaasd; suf; triest; troosteloos; vaal; verschoten; versuft; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zonder smaak; zwijgend
|
très vite
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
|
hard; in een handomdraai; keihard; met hoge snelheid; moeiteloos; vanzelf; zeer snel; zonder moeite
|
utile
|
gemakkelijk; nuttig; practisch
|
aangewend; bruikbaar; bruikbare; handig; inzetbaar; nuttig; toegepast; werkbaar; zinrijk; zinvol
|
élémentaire
|
eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk
|
|