Neerlandés
Traducciones detalladas de getrouwe de neerlandés a francés
getrouwe:
-
de getrouwe (boezemvriendin; hartsvriendin; vertrouweling)
Translation Matrix for getrouwe:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
amie intime | boezemvriendin; getrouwe; hartsvriendin; vertrouweling | gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin |
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
fidèle | getrouwe; loyale; trouwe | eerlijk; fideel; geestelijk; gelovig; getrouw; godsdienstig; godvruchtig; goedgelovig; kerkelijk; loyaal; naïef; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; religieus; rondborstig; trouw; trouwhartig; vroom |
Palabras relacionadas con "getrouwe":
Wiktionary: getrouwe
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• getrouwe | → ami(e) intime | ↔ bosom friend — very close friend |
getrouwe forma de getrouw:
Translation Matrix for getrouw:
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
assidu | getrouw; loyaal; trouw | bedreven; naarstig; noest; onvermoeibaar; verwoed |
dévoué | getrouw; loyaal; trouw | aanhangend; aanhankelijk; eerlijk; fideel; gehecht; openhartig; oprecht; rondborstig; toegedaan; toegewijd; trouwhartig; verknocht |
fidèle | getrouw; loyaal; trouw | eerlijk; fideel; geestelijk; gelovig; getrouwe; godsdienstig; godvruchtig; goedgelovig; kerkelijk; loyale; naïef; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; religieus; rondborstig; trouwe; trouwhartig; vroom |
fidèlement | getrouw; loyaal; trouw | eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig |
loyal | getrouw; loyaal; trouw | eerlijk; fair; fideel; gezagsgetrouw; ongeveinsd; openhartig; oprecht; rechtdoorzee; rondborstig; trouwhartig |
Palabras relacionadas con "getrouw":
Wiktionary: getrouw
getrouw
Cross Translation:
adjective
-
Qui est du côté opposé à celui de son cœur (en supposant que son cœur est du même côté que pour la majorité des être humain), ou encore du côté de celui de la main qui sert à écrire chez la majorité (dans le cas où on parle de soi, car on utilise cet adjectif en adoptant le point de vue de la
- droit → direct; live; recht; rechtstreeks; haaks; rechthoekig; loodrecht; loyaal; trouw; getrouw; trouwhartig; rechter-; rechts; vandehands
-
Qui garder sa foi, à l’égard d’une personne ou d’une idée, qui est constant dans les affections, qui remplir ses devoirs, ses engagements.
-
Qui est conforme à la vertu, à la probité, à l’honneur.
- honnête → loyaal; trouw; getrouw; trouwhartig; degelijk; eerlijk; eerzaam; fatsoenlijk; net
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• getrouw | → loyal; fidèle | ↔ faithful — loyal; adhering firmly to person or cause |