Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de gisten de neerlandés a francés

gisten:

gisten verbo (gist, gistte, gegist)

  1. gisten
    fermenter; pousser
    • fermenter verbo (fermente, fermentes, fermentons, fermentez, )
    • pousser verbo (pousse, pousses, poussons, poussez, )

Conjugaciones de gisten:

o.t.t.
  1. gist
  2. gisten
o.v.t.
  1. gistte
  2. gistten
v.t.t.
  1. is gegist
  2. zijn gegist
v.v.t.
  1. was gegist
  2. waren gegist
o.t.t.t.
  1. zal gisten
  2. zullen gisten
o.v.t.t.
  1. zou gisten
  2. zouden gisten
diversen
  1. gist!
  2. gist!
  3. gegist
  4. gistend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

gisten [znw.] sustantivo

  1. gisten (fermenten)
    la fermentation

Translation Matrix for gisten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fermentation fermenten; gisten fermentatieproces; gisting; gistingsproces
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
fermenter gisten broeien; warm zijn
pousser gisten aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; roeren; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen

Wiktionary: gisten


Cross Translation:
FromToVia
gisten fermenter gären — zersetzen von organischem Material unter Luftabschluss, insbesondere mit Entstehung von Alkohol oder Milchsäure

gissen:

gissen verbo (gis, gist, giste, gisten, gegist)

  1. gissen (gissing maken; raden)
    deviner; spéculer; supposer; estimer; conjecturer; présumer; faire une expertise; présupposer
    • deviner verbo (devine, devines, devinons, devinez, )
    • spéculer verbo (spécule, spécules, spéculons, spéculez, )
    • supposer verbo (suppose, supposes, supposons, supposez, )
    • estimer verbo (estime, estimes, estimons, estimez, )
    • conjecturer verbo (conjecture, conjectures, conjecturons, conjecturez, )
    • présumer verbo (présume, présumes, présumons, présumez, )
    • présupposer verbo (présuppose, présupposes, présupposons, présupposez, )

Conjugaciones de gissen:

o.t.t.
  1. gis
  2. gist
  3. gist
  4. gissen
  5. gissen
  6. gissen
o.v.t.
  1. giste
  2. giste
  3. giste
  4. gisten
  5. gisten
  6. gisten
v.t.t.
  1. heb gegist
  2. hebt gegist
  3. heeft gegist
  4. hebben gegist
  5. hebben gegist
  6. hebben gegist
v.v.t.
  1. had gegist
  2. had gegist
  3. had gegist
  4. hadden gegist
  5. hadden gegist
  6. hadden gegist
o.t.t.t.
  1. zal gissen
  2. zult gissen
  3. zal gissen
  4. zullen gissen
  5. zullen gissen
  6. zullen gissen
o.v.t.t.
  1. zou gissen
  2. zou gissen
  3. zou gissen
  4. zouden gissen
  5. zouden gissen
  6. zouden gissen
en verder
  1. is gegist
  2. zijn gegist
diversen
  1. gis!
  2. gist!
  3. gegist
  4. gissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gissen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
conjecturer gissen; gissing maken; raden adviseren; afwegen; iets aanraden; ingeven; overdenken; overwegen; raden; suggereren
deviner gissen; gissing maken; raden adviseren; afwegen; doorhebben; doorzien; iets aanraden; ingeven; met aandelen spelen; overdenken; overwegen; raden; speculeren; suggereren
estimer gissen; gissing maken; raden aannemen; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; becijferen; begroten; bepalen; beraden; beramen; berekenen; calculeren; consideren; determineren; eerbiedigen; geloven; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; iets overwegen; in acht nemen; ingeven; inschatten; ontzien; op prijs stellen; overdenken; overwegen; raden; ramen; respecteren; schatten; sparen; suggereren; taxeren; uitrekenen; uitwerken; vaststellen; verschonen; waarderen
faire une expertise gissen; gissing maken; raden adviseren; afwegen; beramen; iets aanraden; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren
présumer gissen; gissing maken; raden aannemen; ervan uitgaan; postuleren; uitgaan van; veronderstellen; vooronderstellen
présupposer gissen; gissing maken; raden beginnen met; naar voren brengen; opperen; poneren; postuleren; stellen; vooronderstellen; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten
spéculer gissen; gissing maken; raden een gok wagen; gokken; met aandelen spelen; met geld spelen; speculeren
supposer gissen; gissing maken; raden aannemen; ervan uitgaan; geloven; uitgaan van; veronderstellen

Wiktionary: gissen

gissen
verb
  1. een vermoeden uitspreken over iets
gissen
Cross Translation:
FromToVia
gissen conjecturer conjecture — to guess
gissen deviner guess — to reach an unqualified conclusion

Traducciones relacionadas de gisten