Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
court
|
|
tennisbaan; tennisveld
|
nerveux
|
|
neuroot; zenuwlijder; zenuwpees
|
rapide
|
|
stroomversnelling; vluggerd
|
énervé
|
|
neuroot; zenuwlijder; zenuwpees
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
agité
|
gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig
|
bewogen; geagiteerd; hard; hardop; hectisch; levendig; luid; luidkeels; ongedurig; onrustig; roerig; turbulent; uit volle borst; veelbewogen; verhit; woelig
|
avec précipitation
|
gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig
|
inderhaast
|
bref
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
beknopt; bondig; eenvoudigweg; in het kort; kernachtig; kort; kortaf; kortom; kortweg; korzelig; minimaal; raak; samengevat; snauwend; summier; wrevelig; zonder omhaal
|
court
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
beknopt; kortaf; korzelig; snauwend; summier; wrevelig
|
en toute hâte
|
gauw; haastig; ijlings
|
|
fugace
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
eindig; tijdelijk; vergankelijk; voorbijgaand
|
hâtif
|
gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; ijlings; jachtig
|
in allerijl; inderhaast
|
hâtivement
|
gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; ijlings; jachtig
|
in allerijl; inderhaast
|
nerveusement
|
gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig
|
schichtig; schrikachtig; vreesachtig
|
nerveux
|
gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig
|
nerveus; ongedurig; onrustig; roerig; schichtig; schrikachtig; vreesachtig; woelig; zenuwachtig
|
pressé
|
gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; ijlings; jachtig
|
dringend; haastend; inderhaast; klemmend; met spoed; spoedeisend; uitgedrukt; uitgeknepen; urgent
|
prompt
|
gauw; haastig; ijlings
|
aanstonds; abrupt; adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; dadelijk; direct; eensklaps; flitsend; gevat; goochem; ineens; kien; ogenblikkelijk; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onverwijld; onvoorzien; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; raak; rap; schrander; slim; snedig; snel; terstond; uitgeslapen; vlot; vlug; zo meteen
|
promptement
|
gauw; haastig; ijlings
|
abrupt; adrem; bijdehand; direct; eensklaps; gauw; gevat; gezwind; ineens; ogenblikkelijk; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onverwijld; onvoorzien; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; raak; rap; snedig; snel; subiet; vlot; vlug
|
précipitamment
|
gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; ijlings; jachtig
|
abrupt; eensklaps; halsoverkop; inderhaast; ineens; onberaden; onbesuisd; ondoordacht; onnadenkend; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; opeens; overhaast; overijld; plots; plotseling; plotsklaps; rap; snel; vlot; vlug; voorbarig
|
précipité
|
gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig
|
bespoedigd; inderhaast; onberaden; onbesuisd; onbezonnen; ondoordacht; onnadenkend; overhaast; overijld; versneld; voorbarig
|
rapide
|
gauw; haastig; ijlings
|
flitsend; hardlopend; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; rap; snel; snellopend; snelwerkend; vingervlug; vlot; vluchtelings; vlug
|
rapidement
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
aanstonds; direct; flitsend; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; rap; snel; terstond; vlot; vluchtelings; vlug
|
superficiel
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
ondiep; oppervlakkig; vluchtelings; zonder diepgang
|
superficielle
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
|
superficiellement
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
vluchtelings
|
transitoire
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
de komende tijd; eindig; vergankelijk; voorbijgaand; voorlopig
|
vite
|
gauw; haastig; ijlings
|
aanstonds; bijna; direct; dra; eerstdaags; gauw; haast; nagenoeg; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; rap; schier; snel; spoedig; terstond; vingervlug; vlot; vlug; weldra; welhaast
|
à la hâte
|
gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
in allerijl; inderhaast; vliegensvlug; vluchtelings
|
énervé
|
gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig
|
aangebrand; geprikkeld; gespannen; gestressd; geërgerd; geïrriteerd; opgefokt; opgehitst; opgejaagd; pissig; prikkelbaar
|
éphémère
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
eindig; tijdelijk; vergankelijk; voorbijgaand
|
évanescent
|
haastig; kortstondig; terloops; vluchtig
|
|