Neerlandés
Traducciones detalladas de hogerop komen de neerlandés a francés
hogerop komen:
-
hogerop komen (bevorderd worden; zich opwerken)
promouvoir; monter en grade; monter; avancer; retoucher; parachever; retaper; être promu; travailler à côté-
promouvoir verbo (promeus, promeut, promouvons, promouvez, promeuvent, promouvais, promouvait, promouvions, promouviez, promouvaient, promus, promut, promûmes, promûtes, promurent, promouvrai, promouvras, promouvra, promouvrons, promouvrez, promouvront)
-
monter en grade verbo
-
monter verbo (monte, montes, montons, montez, montent, montais, montait, montions, montiez, montaient, montai, montas, monta, montâmes, montâtes, montèrent, monterai, monteras, montera, monterons, monterez, monteront)
-
avancer verbo (avance, avances, avançons, avancez, avancent, avançais, avançait, avancions, avanciez, avançaient, avançai, avanças, avança, avançâmes, avançâtes, avancèrent, avancerai, avanceras, avancera, avancerons, avancerez, avanceront)
-
retoucher verbo (retouche, retouches, retouchons, retouchez, retouchent, retouchais, retouchait, retouchions, retouchiez, retouchaient, retouchai, retouchas, retoucha, retouchâmes, retouchâtes, retouchèrent, retoucherai, retoucheras, retouchera, retoucherons, retoucherez, retoucheront)
-
parachever verbo (parachève, parachèves, parachevons, parachevez, parachèvent, parachevais, parachevait, parachevions, paracheviez, parachevaient, parachevai, parachevas, paracheva, parachevâmes, parachevâtes, parachevèrent, parachèverai, parachèveras, parachèvera, parachèverons, parachèverez, parachèveront)
-
retaper verbo (retape, retapes, retapons, retapez, retapent, retapais, retapait, retapions, retapiez, retapaient, retapai, retapas, retapa, retapâmes, retapâtes, retapèrent, retaperai, retaperas, retapera, retaperons, retaperez, retaperont)
-
être promu verbo
-
travailler à côté verbo
-
Conjugaciones de hogerop komen:
o.t.t.
- kom hogerop
- komt hogerop
- komt hogerop
- komen hogerop
- komen hogerop
- komen hogerop
o.v.t.
- kwam hogerop
- kwam hogerop
- kwam hogerop
- kwamen hogerop
- kwamen hogerop
- kwamen hogerop
v.t.t.
- ben hogerop gekomen
- bent hogerop gekomen
- is hogerop gekomen
- zijn hogerop gekomen
- zijn hogerop gekomen
- zijn hogerop gekomen
v.v.t.
- was hogerop gekomen
- was hogerop gekomen
- was hogerop gekomen
- waren hogerop gekomen
- waren hogerop gekomen
- waren hogerop gekomen
o.t.t.t.
- zal hogerop komen
- zult hogerop komen
- zal hogerop komen
- zullen hogerop komen
- zullen hogerop komen
- zullen hogerop komen
o.v.t.t.
- zou hogerop komen
- zou hogerop komen
- zou hogerop komen
- zouden hogerop komen
- zouden hogerop komen
- zouden hogerop komen
diversen
- kom hogerop!
- komt hogerop!
- hogerop gekomen
- hogerop komend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze