Neerlandés
Traducciones detalladas de in de fik steken de neerlandés a francés
in de fik steken:
in de fik steken verbo (steek in de fik, steekt in de fik, stak in de fik, staken in de fik, in de fik gestoken)
-
in de fik steken (aansteken)
mettre feu à; allumer; flamber; faire du feu-
mettre feu à verbo
-
allumer verbo (allume, allumes, allumons, allumez, allument, allumais, allumait, allumions, allumiez, allumaient, allumai, allumas, alluma, allumâmes, allumâtes, allumèrent, allumerai, allumeras, allumera, allumerons, allumerez, allumeront)
-
flamber verbo (flambe, flambes, flambons, flambez, flambent, flambais, flambait, flambions, flambiez, flambaient, flambai, flambas, flamba, flambâmes, flambâtes, flambèrent, flamberai, flamberas, flambera, flamberons, flamberez, flamberont)
-
faire du feu verbo
-
Conjugaciones de in de fik steken:
o.t.t.
- steek in de fik
- steekt in de fik
- steekt in de fik
- steken in de fik
- steken in de fik
- steken in de fik
o.v.t.
- stak in de fik
- stak in de fik
- stak in de fik
- staken in de fik
- staken in de fik
- staken in de fik
v.t.t.
- heb in de fik gestoken
- hebt in de fik gestoken
- heeft in de fik gestoken
- hebben in de fik gestoken
- hebben in de fik gestoken
- hebben in de fik gestoken
v.v.t.
- had in de fik gestoken
- had in de fik gestoken
- had in de fik gestoken
- hadden in de fik gestoken
- hadden in de fik gestoken
- hadden in de fik gestoken
o.t.t.t.
- zal in de fik steken
- zult in de fik steken
- zal in de fik steken
- zullen in de fik steken
- zullen in de fik steken
- zullen in de fik steken
o.v.t.t.
- zou in de fik steken
- zou in de fik steken
- zou in de fik steken
- zouden in de fik steken
- zouden in de fik steken
- zouden in de fik steken
en verder
- is in de fik gestoken
- zijn in de fik gestoken
diversen
- steek in de fik!
- steekt in de fik!
- in de fik gestoken
- in de fik stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for in de fik steken:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
allumer | aansteken; in de fik steken | aandoen; aanmaken; aansteken; aanstoken; aanstrijken; aanwakkeren; aanzetten; doen branden; doen ontvlammen; inschakelen; licht aansteken; ontbranden; ontsteken; ontvlammen; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; prikkelen; starten; stimuleren; vuur maken; vuur vatten; vuurmaken |
faire du feu | aansteken; in de fik steken | aanmaken; licht aansteken; ontsteken; vuurmaken |
flamber | aansteken; in de fik steken | aanmaken; aansteken; aanstrijken; blakeren; branden; doen branden; doen ontvlammen; flakkeren; flamberen; flikkeren; licht aansteken; ontsteken; opgebruiken; opkrijgen; oplaaien; opmaken; opvlammen; schroeien; verschroeien; verzengen; vlammen; vuur maken; zengen |
mettre feu à | aansteken; in de fik steken | aanmaken; aansteken; doen branden; licht aansteken; ontsteken; vuur maken; vuurmaken |