Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de inluiden de neerlandés a francés

inluiden:

inluiden verbo (luid in, luidt in, luidde in, luidden in, ingeluid)

  1. inluiden (beginnen; starten)
    démarrer; commencer; annoncrer; inaugurer; lancer; mettre en marche
    • démarrer verbo (démarre, démarres, démarrons, démarrez, )
    • commencer verbo (commence, commences, commençons, commencez, )
    • annoncrer verbo
    • inaugurer verbo (inaugure, inaugures, inaugurons, inaugurez, )
    • lancer verbo (lance, lances, lançons, lancez, )

Conjugaciones de inluiden:

o.t.t.
  1. luid in
  2. luidt in
  3. luidt in
  4. luiden in
  5. luiden in
  6. luiden in
o.v.t.
  1. luidde in
  2. luidde in
  3. luidde in
  4. luidden in
  5. luidden in
  6. luidden in
v.t.t.
  1. heb ingeluid
  2. hebt ingeluid
  3. heeft ingeluid
  4. hebben ingeluid
  5. hebben ingeluid
  6. hebben ingeluid
v.v.t.
  1. had ingeluid
  2. had ingeluid
  3. had ingeluid
  4. hadden ingeluid
  5. hadden ingeluid
  6. hadden ingeluid
o.t.t.t.
  1. zal inluiden
  2. zult inluiden
  3. zal inluiden
  4. zullen inluiden
  5. zullen inluiden
  6. zullen inluiden
o.v.t.t.
  1. zou inluiden
  2. zou inluiden
  3. zou inluiden
  4. zouden inluiden
  5. zouden inluiden
  6. zouden inluiden
en verder
  1. is ingeluid
diversen
  1. luid in!
  2. luidt in!
  3. ingeluid
  4. inluidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inluiden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
lancer omhoog werpen; opwerpen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
annoncrer beginnen; inluiden; starten
commencer beginnen; inluiden; starten aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; aanvangen; arrangeren; beginnen; een begin nemen; iets op touw zetten; intreden; inzetten; ondernemen; op gang komen; regelen; starten; van start gaan
démarrer beginnen; inluiden; starten aanbinden; aanbreken; aangaan; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; accelereren; beginnen; een begin nemen; entameren; gaan rijden; gas geven; gesprek aanknopen; intreden; inzetten; losgooien; loswerpen; ondernemen; op gang komen; openen; opstarten; optrekken van auto; opwerpen; spurten; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan
inaugurer beginnen; inluiden; starten aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; inaugureren; inhuldigen; inleiden; inwijden; openen; opwerpen; plechtig bevestigen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
lancer beginnen; inluiden; starten aanbreken; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; aanvoeren; afsmijten; afwerpen; arrangeren; beginnen; bouwen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; iets op touw zetten; ingooien; introduceren; keilen; kennis laten maken; kogelen; lanceren; laten opstijgen; naar beneden gooien; naar beneden werpen; naar voren brengen; neergooien; neerwerpen; omhooggooien; omhoogwerpen; omlaag werpen; op de grond gooien; op de markt brengen; opbouwen; openen; opgooien; ophoesten; oplaten; opperen; opwerpen; poneren; regelen; smijten; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbrengen; uitgeven; van start gaan; voor de dag komen met; voorstellen
mettre en marche beginnen; inluiden; starten aanbreken; aandoen; aandraaien; aandrijven; aangaan; aankaarten; aanknopen; aanmaken; aanslingeren; aansnijden; aansporen; aanvangen; aanzetten; aanzwengelen; beginnen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; handelen; in werking stellen; inschakelen; leven; manipuleren; ondernemen; openen; opereren; opkrikken; opstarten; optreden; opwekken; opwerpen; prikkelen; procederen; starten; stimuleren; te berde brengen; te werk gaan; ter sprake brengen; van start gaan; werken