Neerlandés
Traducciones detalladas de kwaad zijn de neerlandés a francés
kwaad zijn:
-
kwaad zijn (woedend zijn; schuimbekken)
être en colère; être furieux; éclater; faire rage; bouder; fulminer; tempêter; vociférer-
être en colère verbo
-
être furieux verbo
-
éclater verbo (éclate, éclates, éclatons, éclatez, éclatent, éclatais, éclatait, éclations, éclatiez, éclataient, éclatai, éclatas, éclata, éclatâmes, éclatâtes, éclatèrent, éclaterai, éclateras, éclatera, éclaterons, éclaterez, éclateront)
-
faire rage verbo
-
bouder verbo (boude, boudes, boudons, boudez, boudent, boudais, boudait, boudions, boudiez, boudaient, boudai, boudas, bouda, boudâmes, boudâtes, boudèrent, bouderai, bouderas, boudera, bouderons, bouderez, bouderont)
-
fulminer verbo (fulmine, fulmines, fulminons, fulminez, fulminent, fulminais, fulminait, fulminions, fulminiez, fulminaient, fulminai, fulminas, fulmina, fulminâmes, fulminâtes, fulminèrent, fulminerai, fulmineras, fulminera, fulminerons, fulminerez, fulmineront)
-
tempêter verbo (tempête, tempêtes, tempêtons, tempêtez, tempêtent, tempêtais, tempêtait, tempêtions, tempêtiez, tempêtaient, tempêtai, tempêtas, tempêta, tempêtâmes, tempêtâtes, tempêtèrent, tempêterai, tempêteras, tempêtera, tempêterons, tempêterez, tempêteront)
-
vociférer verbo (vocifère, vocifères, vociférons, vociférez, vocifèrent, vociférais, vociférait, vociférions, vocifériez, vociféraient, vociférai, vociféras, vociféra, vociférâmes, vociférâtes, vociférèrent, vociférerai, vociféreras, vociférera, vociférerons, vociférerez, vociféreront)
-
Conjugaciones de kwaad zijn:
o.t.t.
- ben kwaad
- bent kwaad
- bent kwaad
- zijn kwaad
- zijn kwaad
- zijn kwaad
o.v.t.
- was kwaad
- was kwaad
- was kwaad
- waren kwaad
- waren kwaad
- waren kwaad
v.t.t.
- ben kwaad geweest
- bent kwaad geweest
- is kwaad geweest
- zijn kwaad geweest
- zijn kwaad geweest
- zijn kwaad geweest
v.v.t.
- was kwaad geweest
- was kwaad geweest
- was kwaad geweest
- waren kwaad geweest
- waren kwaad geweest
- waren kwaad geweest
o.t.t.t.
- zal kwaad zijn
- zult kwaad zijn
- zal kwaad zijn
- zullen kwaad zijn
- zullen kwaad zijn
- zullen kwaad zijn
o.v.t.t.
- zou kwaad zijn
- zou kwaad zijn
- zou kwaad zijn
- zouden kwaad zijn
- zouden kwaad zijn
- zouden kwaad zijn
diversen
- ben kwaad!
- wees kwaad!
- kwaad geweest
- kwaad zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze