Neerlandés
Traducciones detalladas de legateren de neerlandés a francés
legateren:
-
legateren (vermaken; nalaten; vererven)
laisser; léguer-
laisser verbo (laisse, laisses, laissons, laissez, laissent, laissais, laissait, laissions, laissiez, laissaient, laissai, laissas, laissa, laissâmes, laissâtes, laissèrent, laisserai, laisseras, laissera, laisserons, laisserez, laisseront)
-
léguer verbo (lègue, lègues, léguons, léguez, lèguent, léguais, léguait, léguions, léguiez, léguaient, léguai, léguas, légua, léguâmes, léguâtes, léguèrent, léguerai, légueras, léguera, léguerons, léguerez, légueront)
-
Conjugaciones de legateren:
o.t.t.
- legateer
- legateert
- legateert
- legateren
- legateren
- legateren
o.v.t.
- legateerde
- legateerde
- legateerde
- legateerden
- legateerden
- legateerden
v.t.t.
- heb gelegateerd
- hebt gelegateerd
- heeft gelegateerd
- hebben gelegateerd
- hebben gelegateerd
- hebben gelegateerd
v.v.t.
- had gelegateerd
- had gelegateerd
- had gelegateerd
- hadden gelegateerd
- hadden gelegateerd
- hadden gelegateerd
o.t.t.t.
- zal legateren
- zult legateren
- zal legateren
- zullen legateren
- zullen legateren
- zullen legateren
o.v.t.t.
- zou legateren
- zou legateren
- zou legateren
- zouden legateren
- zouden legateren
- zouden legateren
en verder
- ben gelegateerd
- bent gelegateerd
- is gelegateerd
- zijn gelegateerd
- zijn gelegateerd
- zijn gelegateerd
diversen
- legateer!
- legateert!
- gelegateerd
- legaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for legateren:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
laisser | legateren; nalaten; vererven; vermaken | achterlaten; afstaan; bevrijden; dulden; duren; ermee uitscheiden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iemand iets nalaten; in vrijheid stellen; inwilligen; laten; laten staan; loslaten; losmaken; nalaten; opgeven; ophouden; overgeven; permitteren; staken; stoppen; teruglaten; toelaten; toestaan; toestemmen; uitscheiden; van de boeien ontdoen; vergunnen; vermaken; veronachtzamen; vrijlaten |
léguer | legateren; nalaten; vererven; vermaken | achterlaten; iemand iets nalaten; nalaten; vermaken; veronachtzamen |