Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de nullificeren de neerlandés a francés

nullificeren:

nullificeren verbo

  1. nullificeren (teniet doen; opheffen; verijdelen; vernietigen; ondervangen)
    annuler; supprimer; liquider; dénouer; décrocher; annihiler; lever; fermer; déboutonner
    • annuler verbo (annule, annules, annulons, annulez, )
    • supprimer verbo (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, )
    • liquider verbo (liquide, liquides, liquidons, liquidez, )
    • dénouer verbo (dénoue, dénoues, dénouons, dénouez, )
    • décrocher verbo (décroche, décroches, décrochons, décrochez, )
    • annihiler verbo (annihile, annihiles, annihilons, annihilez, )
    • lever verbo (lève, lèves, levons, levez, )
    • fermer verbo (ferme, fermes, fermons, fermez, )
    • déboutonner verbo (déboutonne, déboutonnes, déboutonnons, déboutonnez, )
  2. nullificeren (teniet doen; opheffen; terugdraaien; vernietigen; ondervangen)
    annuler
    • annuler verbo (annule, annules, annulons, annulez, )

Translation Matrix for nullificeren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
annuler afbestellen; annuleren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
annihiler nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen te niet doen
annuler nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; terugdraaien; verijdelen; vernietigen afbestellen; afblazen; afgelasten; afspraak afzeggen; afzeggen; annuleren; bedanken; danken; delgen; intrekken; nietig verklaren; omruilen; omwisselen; ongedaan maken; ongeldig maken; retourneren; ruilen; te niet doen; tenietdoen; terugbrengen; terugdraaien; teruggeven; terugschroeven; terugzenden; vernietigen; verwijderen; verwisselen; wisselen
déboutonner nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen detacheren; loshaken; losknopen; ontknopen; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; openstellen; tewerkstellen; toegankelijk maken; uitzenden; vrijgeven
décrocher nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afhaken; afkoppelen; afvallen; afzeggen; afzien van; eruitstappen; loshaken; opgeven; ophouden; stoppen
dénouer nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen detacheren; loshaken; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontsluiten; ontwarren; opendoen; openen; openmaken; openstellen; oplossen; scheiden; toegankelijk maken; tornen; uit de war halen; uit elkaar halen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken; vrijgeven
fermer nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbakenen; afgrendelen; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; blokkeren; borgen; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichtmaken; grendelen; locken; naar einde toewerken; omlijnen; op slot doen; op slot zetten; sluiten; stremmen; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; vergrendelen
lever nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen aanwassen; afhalen; afnemen; bliksemen; expanderen; gaan staan; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de hoogte steken; lichten; meenemen; met een spil omhoogwerken; met een takel ophijsen; naar boven tillen; naar boven trekken; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogstijgen; openen; ophalen; opheffen; ophijsen; opstaan; optillen; opzwellen; rijzen; stijgen; takelen; tillen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; verheffen; vermeerderen; verruimen; verwijden; weerlichten; weghalen; wegnemen; zwellen
liquider nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbreken; afmaken; bergen; breken; doden; doodmaken; doodslaan; effenen; egaliseren; koudmaken; liquideren; neerhalen; ombrengen; omverhalen; opdoeken; opheffen; opruimen; slopen; uit de weg ruimen; uit elkaar halen; uitroeien; uitverkopen; van kant maken; vereffenen; vermoorden
supprimer nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; verijdelen; vernietigen afbestellen; afbreken; afgelasten; afkrijgen; afmaken; afronden; afschaffen; afschrijven; afwerken; afzeggen; annuleren; beëindigen; breken; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; intrekken; klaarkrijgen; klaarmaken; liquideren; neerhalen; nietig verklaren; ombrengen; omverhalen; opbreken; opdoeken; opheffen; slopen; uit elkaar halen; uitroeien; van kant maken; vermoorden; verwijderen; volbrengen; volmaken; voltooien; zuur opbreken