Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. ontbloot:
  2. ontbloten:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ontbloot de neerlandés a francés

ontbloot:

ontbloot adj.

  1. ontbloot
    dénudé; à nu; tout nu; nu; à poil

Translation Matrix for ontbloot:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
nu naakt; naaktfiguur; naaktschilderij
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
dénudé ontbloot bar; bloot; naakt; onbegroeid; onbloot
nu ontbloot bloot; naakt; onbloot; onverhuld
tout nu ontbloot bloot; naakt; onbloot
à nu ontbloot open en bloot
à poil ontbloot bloot; moedernaakt; naakt; onbloot; poedelnaakt; spiernaakt

Palabras relacionadas con "ontbloot":

  • ontblote

ontbloot forma de ontbloten:

ontbloten verbo (ontbloot, ontblootte, ontblootten, ontbloot)

  1. ontbloten (bloot leggen)
    dévêtir; mettre à nu; déshabiller; dénuder
    • dévêtir verbo (dévêts, dévêt, dévêtons, dévêtez, )
    • mettre à nu verbo
    • déshabiller verbo (déshabille, déshabilles, déshabillons, déshabillez, )
    • dénuder verbo (dénude, dénudes, dénudons, dénudez, )

Conjugaciones de ontbloten:

o.t.t.
  1. ontbloot
  2. ontbloot
  3. ontbloot
  4. ontbloten
  5. ontbloten
  6. ontbloten
o.v.t.
  1. ontblootte
  2. ontblootte
  3. ontblootte
  4. ontblootten
  5. ontblootten
  6. ontblootten
v.t.t.
  1. heb ontbloot
  2. hebt ontbloot
  3. heeft ontbloot
  4. hebben ontbloot
  5. hebben ontbloot
  6. hebben ontbloot
v.v.t.
  1. had ontbloot
  2. had ontbloot
  3. had ontbloot
  4. hadden ontbloot
  5. hadden ontbloot
  6. hadden ontbloot
o.t.t.t.
  1. zal ontbloten
  2. zult ontbloten
  3. zal ontbloten
  4. zullen ontbloten
  5. zullen ontbloten
  6. zullen ontbloten
o.v.t.t.
  1. zou ontbloten
  2. zou ontbloten
  3. zou ontbloten
  4. zouden ontbloten
  5. zouden ontbloten
  6. zouden ontbloten
en verder
  1. ben ontbloot
  2. bent ontbloot
  3. is ontbloot
  4. zijn ontbloot
  5. zijn ontbloot
  6. zijn ontbloot
diversen
  1. ontbloot!
  2. ontbloot!
  3. ontbloot
  4. ontblotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontbloten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
dénuder bloot leggen; ontbloten strippen
déshabiller bloot leggen; ontbloten ontkleden; strippen; uitdoen; uitkleden; uittrekken
dévêtir bloot leggen; ontbloten ontkleden; strippen; uitdoen; uitkleden; uittrekken
mettre à nu bloot leggen; ontbloten blootleggen; onthullen; ontmaskeren; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; strippen

Wiktionary: ontbloten

ontbloten
verb
  1. propre|fr rendre nu, notamment dévêtir.
  2. Traductions à trier suivant le sens