Resumen
Neerlandés
Traducciones detalladas de opruien de neerlandés a francés
opruien:
-
opruien (aanzetten; opfokken; poken; ophitsen; opstoken; opjutten; aanwakkeren; aanstoken)
inciter; allumer; énerver; ameuter; exciter; semer la discorde-
inciter verbo (incite, incites, incitons, incitez, incitent, incitais, incitait, incitions, incitiez, incitaient, incitai, incitas, incita, incitâmes, incitâtes, incitèrent, inciterai, inciteras, incitera, inciterons, inciterez, inciteront)
-
allumer verbo (allume, allumes, allumons, allumez, allument, allumais, allumait, allumions, allumiez, allumaient, allumai, allumas, alluma, allumâmes, allumâtes, allumèrent, allumerai, allumeras, allumera, allumerons, allumerez, allumeront)
-
énerver verbo (énerve, énerves, énervons, énervez, énervent, énervais, énervait, énervions, énerviez, énervaient, énervai, énervas, énerva, énervâmes, énervâtes, énervèrent, énerverai, énerveras, énervera, énerverons, énerverez, énerveront)
-
ameuter verbo (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, ameutent, ameutais, ameutait, ameutions, ameutiez, ameutaient, ameutai, ameutas, ameuta, ameutâmes, ameutâtes, ameutèrent, ameuterai, ameuteras, ameutera, ameuterons, ameuterez, ameuteront)
-
exciter verbo (excite, excites, excitons, excitez, excitent, excitais, excitait, excitions, excitiez, excitaient, excitai, excitas, excita, excitâmes, excitâtes, excitèrent, exciterai, exciteras, excitera, exciterons, exciterez, exciteront)
-
semer la discorde verbo
-
Conjugaciones de opruien:
o.t.t.
- rui op
- ruit op
- ruit op
- ruien op
- ruien op
- ruien op
o.v.t.
- ruide op
- ruide op
- ruide op
- ruiden op
- ruiden op
- ruiden op
v.t.t.
- heb opgeruid
- hebt opgeruid
- heeft opgeruid
- hebben opgeruid
- hebben opgeruid
- hebben opgeruid
v.v.t.
- had opgeruid
- had opgeruid
- had opgeruid
- hadden opgeruid
- hadden opgeruid
- hadden opgeruid
o.t.t.t.
- zal opruien
- zult opruien
- zal opruien
- zullen opruien
- zullen opruien
- zullen opruien
o.v.t.t.
- zou opruien
- zou opruien
- zou opruien
- zouden opruien
- zouden opruien
- zouden opruien
en verder
- ben opgeruid
- bent opgeruid
- is opgeruid
- zijn opgeruid
- zijn opgeruid
- zijn opgeruid
diversen
- rui op!
- ruit op!
- opgeruid
- opruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opruien:
Wiktionary: opruien
opruien
Cross Translation:
verb
opruien
-
kwaad en opgewonden maken
- opruien → exciter
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opruien | → émouvoir; agiter | ↔ agitieren — aufwiegeln, Unruhe stiften |