Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. overkapt:
  2. overkappen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de overkapt de neerlandés a francés

overkapt:

overkapt adj.

  1. overkapt (bedekt)

Translation Matrix for overkapt:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
couvert bestek; couvert; dekmantel; eetgerei; enveloppe; maaltijdgang; omslag; wikkel
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
couvert bedekt; overkapt afgedekt; bedekt; beteuterd; betrokken; bewolkt; gecovered; gedekt; gezekerd; onderhuids; overdekt; sip; sluimerend; teleurgesteld; verborgen; verborgen aanwezig zijn; verkapt; verkleed; vermomd; volgebouwd
recouvert bedekt; overkapt afgedekt; bedekt

overkappen:

overkappen verbo (overkap, overkapt, overkapte, overkapten, overkapt)

  1. overkappen (dekken; overwelven)
    couvrir; recouvrir
    • couvrir verbo (couvre, couvres, couvrons, couvrez, )
    • recouvrir verbo (recouvre, recouvres, recouvrons, recouvrez, )

Conjugaciones de overkappen:

o.t.t.
  1. overkap
  2. overkapt
  3. overkapt
  4. overkappen
  5. overkappen
  6. overkappen
o.v.t.
  1. overkapte
  2. overkapte
  3. overkapte
  4. overkapten
  5. overkapten
  6. overkapten
v.t.t.
  1. heb overkapt
  2. hebt overkapt
  3. heeft overkapt
  4. hebben overkapt
  5. hebben overkapt
  6. hebben overkapt
v.v.t.
  1. had overkapt
  2. had overkapt
  3. had overkapt
  4. hadden overkapt
  5. hadden overkapt
  6. hadden overkapt
o.t.t.t.
  1. zal overkappen
  2. zult overkappen
  3. zal overkappen
  4. zullen overkappen
  5. zullen overkappen
  6. zullen overkappen
o.v.t.t.
  1. zou overkappen
  2. zou overkappen
  3. zou overkappen
  4. zouden overkappen
  5. zouden overkappen
  6. zouden overkappen
en verder
  1. is overkapt
  2. zijn overkapt
diversen
  1. overkap!
  2. overkapt!
  3. overkapt
  4. overkkappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overkappen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
couvrir dekken; overkappen; overwelven afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; begroeien; bekleden; bemantelen; berichten; beschermen; beschutten; bestrijken; bestrooien; bezaaien; blinderen; compenseren; emballeren; goedmaken; hullen; informeren; inhullen; inpakken; inwikkelen; kaften; maskeren; meedelen; melden; met gespannen voorwerp omsluiten; omhullen; omspannen; overspannen; overtrekken; rapporteren; stofferen; tijd in beslag nemen; van bekleding voorzien; vergoeden; verhullen; verpakken; verslag uitbrengen; versluieren
recouvrir dekken; overkappen; overwelven bedekken; bekleden; emballeren; inpakken; inwikkelen; overdekken; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien; verpakken