Resumen
Neerlandés
Traducciones detalladas de prent de neerlandés a francés
prent:
Translation Matrix for prent:
Palabras relacionadas con "prent":
Wiktionary: prent
prent
Cross Translation:
noun
-
représentation d’êtres ou d’objets par le dessin, la peinture, la sculpture, la gravure, la photographie, le cinéma, etc.
- image → beeld; afbeelding; voorstelling; plaat; prent
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• prent | → image | ↔ picture — representation of visible reality produced by drawing, etc |
prenten:
-
prenten
imprimer; tirer-
imprimer verbo (imprime, imprimes, imprimons, imprimez, impriment, imprimais, imprimait, imprimions, imprimiez, imprimaient, imprimai, imprimas, imprima, imprimâmes, imprimâtes, imprimèrent, imprimerai, imprimeras, imprimera, imprimerons, imprimerez, imprimeront)
-
tirer verbo (tire, tires, tirons, tirez, tirent, tirais, tirait, tirions, tiriez, tiraient, tirai, tiras, tira, tirâmes, tirâtes, tirèrent, tirerai, tireras, tirera, tirerons, tirerez, tireront)
-
Conjugaciones de prenten:
o.t.t.
- prent
- prent
- prent
- prenten
- prenten
- prenten
o.v.t.
- prentte
- prentte
- prentte
- prentten
- prentten
- prentten
v.t.t.
- heb geprent
- hebt geprent
- heeft geprent
- hebben geprent
- hebben geprent
- hebben geprent
v.v.t.
- had geprent
- had geprent
- had geprent
- hadden geprent
- hadden geprent
- hadden geprent
o.t.t.t.
- zal prenten
- zult prenten
- zal prenten
- zullen prenten
- zullen prenten
- zullen prenten
o.v.t.t.
- zou prenten
- zou prenten
- zou prenten
- zouden prenten
- zouden prenten
- zouden prenten
diversen
- prent!
- prent!
- geprent
- prentend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for prenten:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
imprimer | prenten | bedrukken; boekdrukken; opdrukken; overdrukken; printen |
tirer | prenten | aantrekken; afschieten; aftrekken; afvuren; dichttrekken; getallen van elkaar aftrekken; naar beneden schieten; neerhalen; neersabelen; omhoogtrekken; opentrekken; schieten; schoten lossen; sleuren; trekken; van het lijf trekken; voorttrekken; vuren; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan |