Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de ren de neerlandés a francés

ren:

ren [de ~ (m)] sustantivo

  1. de ren (hoenderhok; kippenhok; hoenderkooi; pluimveehok)
    le poulailler

Translation Matrix for ren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
poulailler hoenderhok; hoenderkooi; kippenhok; pluimveehok; ren box; kippenhok; kippenloop; kippenren; opbergruimte

Palabras relacionadas con "ren":


Wiktionary: ren

ren
verb
  1. een kippenverblijf
    • ren → parquet d'élevage
  2. een snelheidsproef op de weg of in het terrein

Cross Translation:
FromToVia
ren enclos pen — enclosed area for animals

rennen:

rennen verbo (ren, rent, rende, renden, gerend)

  1. rennen (hardlopen)
    courir; faire de la course; sprinter; se ruer; se précipiter; filer; galoper
    • courir verbo (cours, court, courons, courez, )
    • sprinter verbo (sprinte, sprintes, sprintons, sprintez, )
    • se ruer verbo
    • filer verbo (file, files, filons, filez, )
    • galoper verbo (galope, galopes, galopons, galopez, )
  2. rennen (racen; hollen)
    courir; galoper; droper; brûler le pavé; filer
    • courir verbo (cours, court, courons, courez, )
    • galoper verbo (galope, galopes, galopons, galopez, )
    • droper verbo
    • filer verbo (file, files, filons, filez, )

Conjugaciones de rennen:

o.t.t.
  1. ren
  2. rent
  3. rent
  4. rennen
  5. rennen
  6. rennen
o.v.t.
  1. rende
  2. rende
  3. rende
  4. renden
  5. renden
  6. renden
v.t.t.
  1. ben gerend
  2. bent gerend
  3. is gerend
  4. zijn gerend
  5. zijn gerend
  6. zijn gerend
v.v.t.
  1. was gerend
  2. was gerend
  3. was gerend
  4. waren gerend
  5. waren gerend
  6. waren gerend
o.t.t.t.
  1. zal rennen
  2. zult rennen
  3. zal rennen
  4. zullen rennen
  5. zullen rennen
  6. zullen rennen
o.v.t.t.
  1. zou rennen
  2. zou rennen
  3. zou rennen
  4. zouden rennen
  5. zouden rennen
  6. zouden rennen
diversen
  1. ren!
  2. rent!
  3. gerend
  4. rennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

rennen [het ~] sustantivo

  1. het rennen (hardlopen; hollen; zich snel voortbewegen; snellen)
  2. het rennen (geren)
    le fait de courir

Translation Matrix for rennen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fait de courir geren; hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
fait de marcher très vite hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
fait de sprinter hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
lutte de vitesse à pied hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
sprinter hardloper; jogger; korteafstandloper; loper; renner; sprinter
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
brûler le pavé hollen; racen; rennen
courir hardlopen; hollen; racen; rennen azen; draven; galopperen; hard rennen; hardrijden; hollen; jachten; jakkeren; motorracen; opjagen; pezen; prooizoeken; racen; reppen; snellen; spoeden; sprinten
droper hollen; racen; rennen
faire de la course hardlopen; rennen draven; galopperen; hard rennen; hollen; motorracen; pezen; racen; sprinten
filer hardlopen; hollen; racen; rennen 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; draven; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; galopperen; hard rennen; hem smeren; hollen; ladderen; met de noorderzon vertrekken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; opjagen; pezen; schaduwen; snellen; spoeden; sprinten; van huis weglopen; vluchten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zoeven
galoper hardlopen; hollen; racen; rennen draven; galopperen; hard rennen; hollen; opjagen; pezen; snellen; spoeden; sprinten
se précipiter hardlopen; rennen aanpoten; aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; binnenstormen; binnenvliegen; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; overvallen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden; zich storten
se ruer hardlopen; rennen aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; overvallen
sprinter hardlopen; rennen draven; galopperen; hard rennen; hollen; pezen; sprinten; spurten

Palabras relacionadas con "rennen":


Sinónimos de "rennen":


Definiciones relacionadas de "rennen":

  1. heel hard lopen1
    • we moesten rennen om de bus te halen1

Wiktionary: rennen

rennen
noun
  1. [A] 1. zeer snel lopen
  2. [B] 1. een snelheidsproef op de weg of in het terrein
rennen
verb
  1. Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.

Cross Translation:
FromToVia
rennen courir laufenvon Lebewesen allgemein: sich schnell auf den Beinen (selten: anderen Gliedmaßen) fortbewegen
rennen courir rennen — (intransitiv) sich schnell zu Fuß fortbewegen, schnell laufen
rennen courir run — to move quickly on two feet

Traducciones relacionadas de ren