Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. rouleren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de rouleren de neerlandés a francés

rouleren:

rouleren verbo (rouleer, rouleert, rouleerde, rouleerden, gerouleerd)

  1. rouleren (circuleren)
    circuler; être en circulation
    • circuler verbo (circule, circules, circulons, circulez, )

Conjugaciones de rouleren:

o.t.t.
  1. rouleer
  2. rouleert
  3. rouleert
  4. rouleren
  5. rouleren
  6. rouleren
o.v.t.
  1. rouleerde
  2. rouleerde
  3. rouleerde
  4. rouleerden
  5. rouleerden
  6. rouleerden
v.t.t.
  1. ben gerouleerd
  2. bent gerouleerd
  3. is gerouleerd
  4. zijn gerouleerd
  5. zijn gerouleerd
  6. zijn gerouleerd
v.v.t.
  1. was gerouleerd
  2. was gerouleerd
  3. was gerouleerd
  4. waren gerouleerd
  5. waren gerouleerd
  6. waren gerouleerd
o.t.t.t.
  1. zal rouleren
  2. zult rouleren
  3. zal rouleren
  4. zullen rouleren
  5. zullen rouleren
  6. zullen rouleren
o.v.t.t.
  1. zou rouleren
  2. zou rouleren
  3. zou rouleren
  4. zouden rouleren
  5. zouden rouleren
  6. zouden rouleren
diversen
  1. rouleer!
  2. rouleert!
  3. gerouleerd
  4. roulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

rouleren [znw.] sustantivo

  1. rouleren (roulatie; circulatie; omloop)
    la circulation

Translation Matrix for rouleren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
circulation circulatie; omloop; roulatie; rouleren algemeenheid; gangbaarheid; gebruikelijkheid; stromen; verkeer; vervoer over openbare wegen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
circuler circuleren; rouleren circuleren; de ronde doen; in omloop zijn; rondgaan
être en circulation circuleren; rouleren