Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. spleten:
  2. spleet:
  3. splijten:
  4. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de spleten de neerlandés a francés

spleten:

spleten [de ~] sustantivo, plural

  1. de spleten (bergkloven; kloven)
    la fentes; la crevasse; le gouffres

Translation Matrix for spleten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
crevasse bergkloven; kloven; spleten barst; bergkloof; bergspleet; breuk; gat; gleuf; groef; inkeping; kier; kloof; krak; opening; reet; rotskloof; rotsspleet; scheur; sleuf; spleet; split; tussenruimte; uitsparing
fentes bergkloven; kloven; spleten barsten; scheuren; sprongen
gouffres bergkloven; kloven; spleten maalstromen

Palabras relacionadas con "spleten":


spleten forma de spleet:

spleet [de ~] sustantivo

  1. de spleet (tussenruimte; kloof; uitsparing; opening)
    la fissure; la fente; la crevasse; l'espace; l'interligne; le ravin; l'intervalle; le blanc; la pause

Translation Matrix for spleet:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
blanc kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing
crevasse kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing barst; bergkloof; bergkloven; bergspleet; breuk; gat; gleuf; groef; inkeping; kier; kloof; kloven; krak; opening; reet; rotskloof; rotsspleet; scheur; sleuf; spleten; split; uitsparing
espace kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing Space; heelal; ruimte; ruimtes; universum; wereldruimte
fente kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing gleuf; groef; groeve; insnijding; kepen; kier; kiertje; langwerpige uitholling; opening; sleuf; split; vore
fissure kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing barst; barsten; breuk; gleuf; krak; krakken; langwerpige uitholling; opening; scheur; sleuf
interligne kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing interim; interlinie; regelafstand; regelspatie; tussenpoos; tussentijd
intervalle kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing interim; interval; onderbreking; pauze; poosje; rustpauze; toonafstand; tussenpoos; tussentijd; verpozing
pause kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing afleiding; breuk; cesuur; etenstijd; fractuur; interim; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreken; onderbreking; pauze; pauzeren; rustpauze; schafttijd; schaftuur; speelkwartier; tussenpoos; tussentijd; verbreken; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje
ravin kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing afgrond; bergkloof; bergspleet; gleuf; grondeloze diepte; kier; kloof; opening; ravijn; rotskloof; sleuf
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
interligne interlinie; regelafstand
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
blanc blanco; blank; bleek; bleek van gelaatskleur; doodsbleek; grijs; grijsharig; kleurloos; lijkbleek; lijkwit; onbeschreven; ongekleurd; ongelakt; oningevuld; pips; sneeuwwit; spierwit; wit; wit van huidskleur

Palabras relacionadas con "spleet":


Wiktionary: spleet

spleet
noun
  1. Fente

Cross Translation:
FromToVia
spleet fissure crack — narrow opening
spleet fissure; fente crevice — narrow crack
spleet fissure fissure — a crack or opening, as in a rock
spleet fente slit — narrow cut or opening; a slot
spleet fente slit — vulgar, slang: opening of the vagina

spleten forma de splijten:

splijten verbo (splijt, speet, spleten, gespleten)

  1. splijten (uiteensplijten; splitsen; kloven; klieven)
    scinder; hacher; cliver; fendre; fissurer; se fendiller; se fendre
    • scinder verbo (scinde, scindes, scindons, scindez, )
    • hacher verbo (hache, haches, hachons, hachez, )
    • cliver verbo (clive, clives, clivons, clivez, )
    • fendre verbo (fends, fend, fendons, fendez, )
    • fissurer verbo (fissure, fissures, fissurons, fissurez, )
    • se fendiller verbo
    • se fendre verbo

Conjugaciones de splijten:

o.t.t.
  1. splijt
  2. splijt
  3. splijt
  4. splijten
  5. splijten
  6. splijten
o.v.t.
  1. speet
  2. speet
  3. speet
  4. spleten
  5. spleten
  6. spleten
v.t.t.
  1. heb gespleten
  2. hebt gespleten
  3. heeft gespleten
  4. hebben gespleten
  5. hebben gespleten
  6. hebben gespleten
v.v.t.
  1. had gespleten
  2. had gespleten
  3. had gespleten
  4. hadden gespleten
  5. hadden gespleten
  6. hadden gespleten
o.t.t.t.
  1. zal splijten
  2. zult splijten
  3. zal splijten
  4. zullen splijten
  5. zullen splijten
  6. zullen splijten
o.v.t.t.
  1. zou splijten
  2. zou splijten
  3. zou splijten
  4. zouden splijten
  5. zouden splijten
  6. zouden splijten
en verder
  1. ben gespleten
  2. bent gespleten
  3. is gespleten
  4. zijn gespleten
  5. zijn gespleten
  6. zijn gespleten
diversen
  1. splijt!
  2. splijtt!
  3. gespleten
  4. splijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for splijten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fendre afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
cliver klieven; kloven; splijten; splitsen; uiteensplijten doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven; loskoppelen; opensnijden; scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uitsplitsen
fendre klieven; kloven; splijten; splitsen; uiteensplijten aan flarden scheuren; barsten; delen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; doorsnijden; in tweeën houwen; inscheuren; klieven; kloven; kunnen stikken; losscheuren; ontploffen; opdelen; openrijten; openscheuren; opsplitsen; ploffen; rijten; scheuren; splitsen; springen; uit elkaar rukken; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uit elkaar trekken; uiteentrekken; verscheuren
fissurer klieven; kloven; splijten; splitsen; uiteensplijten doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven
hacher klieven; kloven; splijten; splitsen; uiteensplijten fijnhakken; hakken; kleinhakken
scinder klieven; kloven; splijten; splitsen; uiteensplijten
se fendiller klieven; kloven; splijten; splitsen; uiteensplijten doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven
se fendre klieven; kloven; splijten; splitsen; uiteensplijten barsten; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; een spalk zetten; in tweeën houwen; klieven; kloven; kunnen stikken; ontploffen; ploffen; spalken; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen

Definiciones relacionadas de "splijten":

  1. in de lengte in stukken breken1
    • de plank splijt als je er een spijker in slaan1
  2. met iets scherps in stukken slaan1
    • hij splijt het houtblok met een bijl1

Wiktionary: splijten

splijten
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
splijten clivage cleavage — the act or the state
splijten séparer shed — to part or divide

Traducciones automáticas externas: