Neerlandés

Traducciones detalladas de terugschroeven de neerlandés a francés

terugschroeven:

terugschroeven verbo (schroef terug, schroeft terug, schroefte terug, schroeften terug, teruggeschroeft)

  1. terugschroeven (terugdraaien)
    annuler; tourner en sens contraire; faire tourner dans le sens opposé; faire marche arrière

Conjugaciones de terugschroeven:

o.t.t.
  1. schroef terug
  2. schroeft terug
  3. schroeft terug
  4. schroeven terug
  5. schroeven terug
  6. schroeven terug
o.v.t.
  1. schroefte terug
  2. schroefte terug
  3. schroefte terug
  4. schroeften terug
  5. schroeften terug
  6. schroeften terug
v.t.t.
  1. heb teruggeschroeft
  2. hebt teruggeschroeft
  3. heeft teruggeschroeft
  4. hebben teruggeschroeft
  5. hebben teruggeschroeft
  6. hebben teruggeschroeft
v.v.t.
  1. had teruggeschroeft
  2. had teruggeschroeft
  3. had teruggeschroeft
  4. hadden teruggeschroeft
  5. hadden teruggeschroeft
  6. hadden teruggeschroeft
o.t.t.t.
  1. zal terugschroeven
  2. zult terugschroeven
  3. zal terugschroeven
  4. zullen terugschroeven
  5. zullen terugschroeven
  6. zullen terugschroeven
o.v.t.t.
  1. zou terugschroeven
  2. zou terugschroeven
  3. zou terugschroeven
  4. zouden terugschroeven
  5. zouden terugschroeven
  6. zouden terugschroeven
en verder
  1. ben teruggeschroeft
  2. bent teruggeschroeft
  3. is teruggeschroeft
  4. zijn teruggeschroeft
  5. zijn teruggeschroeft
  6. zijn teruggeschroeft
diversen
  1. schroef terug!
  2. schroeft terug!
  3. teruggeschroeft
  4. terugschroevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugschroeven:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
annuler afbestellen; annuleren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
annuler terugdraaien; terugschroeven afbestellen; afblazen; afgelasten; afspraak afzeggen; afzeggen; annuleren; bedanken; danken; delgen; intrekken; nietig verklaren; nullificeren; omruilen; omwisselen; ondervangen; ongedaan maken; ongeldig maken; opheffen; retourneren; ruilen; te niet doen; teniet doen; tenietdoen; terugbrengen; terugdraaien; teruggeven; terugzenden; verijdelen; vernietigen; verwijderen; verwisselen; wisselen
faire marche arrière terugdraaien; terugschroeven bakzeil halen; terugkrabbelen
faire tourner dans le sens opposé terugdraaien; terugschroeven
tourner en sens contraire terugdraaien; terugschroeven omruilen; omwisselen; ruilen; verwisselen; wisselen