Neerlandés
Traducciones detalladas de tevoorschijnhalen de neerlandés a francés
tevoorschijnhalen:
tevoorschijnhalen verbo (haal tevoorschijn, haalt tevoorschijn, haalde tevoorschijn, haalden tevoorschijn, tevoorschijngehaald)
-
tevoorschijnhalen (laten zien; tevoorschijntoveren; voordedaghalen)
montrer; mettre au jour; sortir pour montrer-
montrer verbo (montre, montres, montrons, montrez, montrent, montrais, montrait, montrions, montriez, montraient, montrai, montras, montra, montrâmes, montrâtes, montrèrent, montrerai, montreras, montrera, montrerons, montrerez, montreront)
-
mettre au jour verbo
-
sortir pour montrer verbo
-
Conjugaciones de tevoorschijnhalen:
o.t.t.
- haal tevoorschijn
- haalt tevoorschijn
- haalt tevoorschijn
- halen tevoorschijn
- halen tevoorschijn
- halen tevoorschijn
o.v.t.
- haalde tevoorschijn
- haalde tevoorschijn
- haalde tevoorschijn
- haalden tevoorschijn
- haalden tevoorschijn
- haalden tevoorschijn
v.t.t.
- heb tevoorschijngehaald
- hebt tevoorschijngehaald
- heeft tevoorschijngehaald
- hebben tevoorschijngehaald
- hebben tevoorschijngehaald
- hebben tevoorschijngehaald
v.v.t.
- had tevoorschijngehaald
- had tevoorschijngehaald
- had tevoorschijngehaald
- hadden tevoorschijngehaald
- hadden tevoorschijngehaald
- hadden tevoorschijngehaald
o.t.t.t.
- zal tevoorschijnhalen
- zult tevoorschijnhalen
- zal tevoorschijnhalen
- zullen tevoorschijnhalen
- zullen tevoorschijnhalen
- zullen tevoorschijnhalen
o.v.t.t.
- zou tevoorschijnhalen
- zou tevoorschijnhalen
- zou tevoorschijnhalen
- zouden tevoorschijnhalen
- zouden tevoorschijnhalen
- zouden tevoorschijnhalen
en verder
- ben tevoorschijngehaald
- bent tevoorschijngehaald
- is tevoorschijngehaald
- zijn tevoorschijngehaald
- zijn tevoorschijngehaald
- zijn tevoorschijngehaald
diversen
- haal tevoorschijn!
- haalt tevoorschijn!
- tevoorschijngehaald
- tevoorschijnhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze