Neerlandés
Traducciones detalladas de toedraaien de neerlandés a francés
toedraaien:
-
toedraaien
verrouiller; fermer; clore; fermer en tournant-
verrouiller verbo (verrouille, verrouilles, verrouillons, verrouillez, verrouillent, verrouillais, verrouillait, verrouillions, verrouilliez, verrouillaient, verrouillai, verrouillas, verrouilla, verrouillâmes, verrouillâtes, verrouillèrent, verrouillerai, verrouilleras, verrouillera, verrouillerons, verrouillerez, verrouilleront)
-
fermer verbo (ferme, fermes, fermons, fermez, ferment, fermais, fermait, fermions, fermiez, fermaient, fermai, fermas, ferma, fermâmes, fermâtes, fermèrent, fermerai, fermeras, fermera, fermerons, fermerez, fermeront)
-
fermer en tournant verbo
-
Conjugaciones de toedraaien:
o.t.t.
- draai toe
- draait toe
- draait toe
- draaien toe
- draaien toe
- draaien toe
o.v.t.
- draaide toe
- draaide toe
- draaide toe
- draaiden toe
- draaiden toe
- draaiden toe
v.t.t.
- heb toegedraaid
- hebt toegedraaid
- heeft toegedraaid
- hebben toegedraaid
- hebben toegedraaid
- hebben toegedraaid
v.v.t.
- had toegedraaid
- had toegedraaid
- had toegedraaid
- hadden toegedraaid
- hadden toegedraaid
- hadden toegedraaid
o.t.t.t.
- zal toedraaien
- zult toedraaien
- zal toedraaien
- zullen toedraaien
- zullen toedraaien
- zullen toedraaien
o.v.t.t.
- zou toedraaien
- zou toedraaien
- zou toedraaien
- zouden toedraaien
- zouden toedraaien
- zouden toedraaien
en verder
- ben toegedraaid
- bent toegedraaid
- is toegedraaid
- zijn toegedraaid
- zijn toegedraaid
- zijn toegedraaid
diversen
- draai toe!
- draait toe!
- toegedraaid
- toedraaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze