Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. toucheren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de toucheren de neerlandés a francés

toucheren:

toucheren verbo (toucheer, toucheert, toucheerde, toucheerden, getoucheerd)

  1. toucheren
    toucher; frôler
    • toucher verbo (touche, touches, touchons, touchez, )
    • frôler verbo (frôle, frôles, frôlons, frôlez, )

Conjugaciones de toucheren:

o.t.t.
  1. toucheer
  2. toucheert
  3. toucheert
  4. toucheren
  5. toucheren
  6. toucheren
o.v.t.
  1. toucheerde
  2. toucheerde
  3. toucheerde
  4. toucheerden
  5. toucheerden
  6. toucheerden
v.t.t.
  1. heb getoucheerd
  2. hebt getoucheerd
  3. heeft getoucheerd
  4. hebben getoucheerd
  5. hebben getoucheerd
  6. hebben getoucheerd
v.v.t.
  1. had getoucheerd
  2. had getoucheerd
  3. had getoucheerd
  4. hadden getoucheerd
  5. hadden getoucheerd
  6. hadden getoucheerd
o.t.t.t.
  1. zal toucheren
  2. zult toucheren
  3. zal toucheren
  4. zullen toucheren
  5. zullen toucheren
  6. zullen toucheren
o.v.t.t.
  1. zou toucheren
  2. zou toucheren
  3. zou toucheren
  4. zouden toucheren
  5. zouden toucheren
  6. zouden toucheren
en verder
  1. ben getoucheerd
  2. bent getoucheerd
  3. is getoucheerd
  4. zijn getoucheerd
  5. zijn getoucheerd
  6. zijn getoucheerd
diversen
  1. toucheer!
  2. toucheert!
  3. getoucheerd
  4. toucherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toucheren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
toucher aanraking; aanslag; contact; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
frôler toucheren aanroeren; aanstippen; even aanraken; lichtjes aanraken
toucher toucheren aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanvangen; beginnen; bekomen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; beïnvloeden; even aanraken; geld in ontvangst nemen; grenzen; grenzen aan; iets verduren; incasseren; innen; ondernemen; ontmoeten; ontroeren; opvangen; raken; slaan op; starten; tegenkomen; treffen; van start gaan; verdienen; verkrijgen; verwerven; voelen; zich hervinden

Wiktionary: toucheren

toucheren
verb
  1. inwendig onderzoeken met de vingers
toucheren
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. accepter, prendre ce qui donner, ce qui présenter, ce qui offrir sans qu’il devoir.
  3. mettre la main sur quelque chose.