Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. transformeren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de transformeren de neerlandés a francés

transformeren:

transformeren verbo (transformeer, transformeert, transformeerde, transformeerden, getransformeerd)

  1. transformeren (omschakelen van stroom)
    transformer; inverser le courant
    • transformer verbo (transforme, transformes, transformons, transformez, )
  2. transformeren
    transformer
    • transformer verbo (transforme, transformes, transformons, transformez, )

Conjugaciones de transformeren:

o.t.t.
  1. transformeer
  2. transformeert
  3. transformeert
  4. transformeren
  5. transformeren
  6. transformeren
o.v.t.
  1. transformeerde
  2. transformeerde
  3. transformeerde
  4. transformeerden
  5. transformeerden
  6. transformeerden
v.t.t.
  1. heb getransformeerd
  2. hebt getransformeerd
  3. heeft getransformeerd
  4. hebben getransformeerd
  5. hebben getransformeerd
  6. hebben getransformeerd
v.v.t.
  1. had getransformeerd
  2. had getransformeerd
  3. had getransformeerd
  4. hadden getransformeerd
  5. hadden getransformeerd
  6. hadden getransformeerd
o.t.t.t.
  1. zal transformeren
  2. zult transformeren
  3. zal transformeren
  4. zullen transformeren
  5. zullen transformeren
  6. zullen transformeren
o.v.t.t.
  1. zou transformeren
  2. zou transformeren
  3. zou transformeren
  4. zouden transformeren
  5. zouden transformeren
  6. zouden transformeren
en verder
  1. ben getransformeerd
  2. bent getransformeerd
  3. is getransformeerd
  4. zijn getransformeerd
  5. zijn getransformeerd
  6. zijn getransformeerd
diversen
  1. transformeer!
  2. transformeert!
  3. getransformeerd
  4. transformerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for transformeren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
inverser le courant omschakelen van stroom; transformeren
transformer omschakelen van stroom; transformeren afwisselen; amenderen; converteren; draaien; een andere vorm geven; herleiden; herscheppen; hervormen; herzien; kantelen; modificeren; ombouwen; omruilen; omvormen; omwerken; omwisselen; omzetten; reformeren; reorganiseren; rollen; ronddraaien; roteren; ruilen; terugvoeren; veranderen; verbouwen; vertimmeren; vervormen; verwerken; verwisselen; wentelen; wijzigen; wisselen; woorden verdraaien

Wiktionary: transformeren

transformeren
verb
  1. van gedaante doen veranderen