Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. vastgenageld:
  2. vastnagelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de vastgenageld de neerlandés a francés

vastgenageld:

vastgenageld adj.

  1. vastgenageld (genageld)

Translation Matrix for vastgenageld:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
ongulé dier met hoeven; hoefdier
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
cloué genageld; vastgenageld
ongulé genageld; vastgenageld

Palabras relacionadas con "vastgenageld":

  • vastgenagelde

vastgenageld forma de vastnagelen:

vastnagelen verbo (nagel vast, nagelt vast, nagelde vast, nagelden vast, vastgenageld)

  1. vastnagelen (spijkeren; klinken; timmeren; vastspijkeren; vastslaan)
    clouer; river; riveter
    • clouer verbo (cloue, cloues, clouons, clouez, )
    • river verbo (rive, rives, rivons, rivez, )
    • riveter verbo (rivette, rivettes, rivetons, rivetez, )

Conjugaciones de vastnagelen:

o.t.t.
  1. nagel vast
  2. nagelt vast
  3. nagelt vast
  4. nagelen vast
  5. nagelen vast
  6. nagelen vast
o.v.t.
  1. nagelde vast
  2. nagelde vast
  3. nagelde vast
  4. nagelden vast
  5. nagelden vast
  6. nagelden vast
v.t.t.
  1. heb vastgenageld
  2. hebt vastgenageld
  3. heeft vastgenageld
  4. hebben vastgenageld
  5. hebben vastgenageld
  6. hebben vastgenageld
v.v.t.
  1. had vastgenageld
  2. had vastgenageld
  3. had vastgenageld
  4. hadden vastgenageld
  5. hadden vastgenageld
  6. hadden vastgenageld
o.t.t.t.
  1. zal vastnagelen
  2. zult vastnagelen
  3. zal vastnagelen
  4. zullen vastnagelen
  5. zullen vastnagelen
  6. zullen vastnagelen
o.v.t.t.
  1. zou vastnagelen
  2. zou vastnagelen
  3. zou vastnagelen
  4. zouden vastnagelen
  5. zouden vastnagelen
  6. zouden vastnagelen
en verder
  1. ben vastgenageld
  2. bent vastgenageld
  3. is vastgenageld
  4. zijn vastgenageld
  5. zijn vastgenageld
  6. zijn vastgenageld
diversen
  1. nagel vast!
  2. nagelt vast!
  3. vastgenageld
  4. vastnagelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vastnagelen [znw.] sustantivo

  1. vastnagelen (vastspijkeren)
    le clouage

Translation Matrix for vastnagelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
clouage vastnagelen; vastspijkeren
river inklinking; inklinking van bout; klink
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
clouer klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren aanklampen; aanslaan; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klinken; taxeren; vastklampen; vastklinken; vastpakken
river klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren klinken; vastklinken
riveter klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren

Traducciones automáticas externas: