Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. verbeuzelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de verbeuzelen de neerlandés a francés

verbeuzelen:

verbeuzelen verbo (verbeuzel, verbeuzelt, verbeuzelde, verbeuzelden, verbeuzeld)

  1. verbeuzelen (verknoeien; verlummelen)
    dissiper; gaspiller
    • dissiper verbo (dissipe, dissipes, dissipons, dissipez, )
    • gaspiller verbo (gaspille, gaspilles, gaspillons, gaspillez, )

Conjugaciones de verbeuzelen:

o.t.t.
  1. verbeuzel
  2. verbeuzelt
  3. verbeuzelt
  4. verbeuzelen
  5. verbeuzelen
  6. verbeuzelen
o.v.t.
  1. verbeuzelde
  2. verbeuzelde
  3. verbeuzelde
  4. verbeuzelden
  5. verbeuzelden
  6. verbeuzelden
v.t.t.
  1. heb verbeuzeld
  2. hebt verbeuzeld
  3. heeft verbeuzeld
  4. hebben verbeuzeld
  5. hebben verbeuzeld
  6. hebben verbeuzeld
v.v.t.
  1. had verbeuzeld
  2. had verbeuzeld
  3. had verbeuzeld
  4. hadden verbeuzeld
  5. hadden verbeuzeld
  6. hadden verbeuzeld
o.t.t.t.
  1. zal verbeuzelen
  2. zult verbeuzelen
  3. zal verbeuzelen
  4. zullen verbeuzelen
  5. zullen verbeuzelen
  6. zullen verbeuzelen
o.v.t.t.
  1. zou verbeuzelen
  2. zou verbeuzelen
  3. zou verbeuzelen
  4. zouden verbeuzelen
  5. zouden verbeuzelen
  6. zouden verbeuzelen
diversen
  1. verbeuzel!
  2. verbeuzelt!
  3. verbeuzeld
  4. verbeuzelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verbeuzelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
dissiper verbeuzelen; verknoeien; verlummelen uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen; verdoen; verspillen
gaspiller verbeuzelen; verknoeien; verlummelen bederven; belenen; opmaken; potverteren; stukmaken; verboemelen; verbrassen; verbroddelen; verdoen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verpanden; verpatsen; verpesten; versjacheren; verspillen; verzieken