Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
alliances
|
liga's; unies; verbonden
|
|
allié
|
|
bondgenoot; geallieerde; handlanger; medestander; trawant; voorstander
|
attaché
|
|
aanknopen; attaché
|
ligues
|
liga's; unies; verbonden
|
|
lié
|
|
aanknopen
|
unions
|
liga's; unies; verbonden
|
|
Adjective | Traducciones relacionadas | Other Translations |
lié
|
aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
|
aangesloten; eendrachtig; eensgezind; geboeid; gebonden; harmonieus; niet vrij; obligaat; obligatoir; onvrij; saamhorig; vastgebonden; vastgemaakt; vereist; verplicht
|
Modifier | Traducciones relacionadas | Other Translations |
allié
|
aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
|
geallieerd; gerelateerd; verwant
|
attaché
|
aaneengehecht; aangevoegd; gekoppeld; verbonden
|
aan elkaar zittend; aangehecht; aanhangend; aanhankelijk; geboeid; gehecht; opgebonden; vastgebonden; vastgehecht; vastgemaakt; vastzittend; verkleefd; verknocht
|
collé
|
aaneengehecht; aangevoegd; gekoppeld; verbonden
|
aangebakken; aangehecht; aangekoekt; aangeplakt; dichtgekleefd; gegomd; gelijmd; vastgehecht
|
fixé
|
aaneengehecht; aangevoegd; gekoppeld; verbonden
|
aan elkaar zittend; aangehecht; aangeplakt; geboeid; geconcentreerd; op één punt gericht; vastgebonden; vastgehecht; vastgemaakt; vastzittend
|
noué
|
aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
|
geboeid; gestrikt; vastgebonden; vastgemaakt
|
réuni
|
aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
|
aaneen; bij elkaar; bijeen; eendrachtig; eensgezind; gemeenschappelijk; gezamenlijk; harmonieus; in elkaar; ineen; met z'n beiden; met zijn allen; saamhorig; samen; tezamen
|
unanime
|
aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
|
eendrachtig; eenparig; eensgezind; eenstemmig; harmonieus; saamhorig; unaniem
|
unanimement
|
aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
|
eendrachtig; eenparig; eensgezind; eenstemmig; harmonieus; saamhorig; unaniem
|
uni
|
aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd
|
aaneengeregen; aaneengesloten; eendrachtig; eensgezind; effen; harmonieus; saamhorig; van één kleur
|