Neerlandés
Traducciones detalladas de verslechteren de neerlandés a francés
verslechteren:
-
verslechteren (erger worden)
se détériorer; empirer; s'aggraver-
se détériorer verbo
-
empirer verbo (empire, empires, empirons, empirez, empirent, empirais, empirait, empirions, empiriez, empiraient, empirai, empiras, empira, empirâmes, empirâtes, empirèrent, empirerai, empireras, empirera, empirerons, empirerez, empireront)
-
s'aggraver verbo
-
Conjugaciones de verslechteren:
o.t.t.
- verslechter
- verslechtert
- verslechtert
- verslechteren
- verslechteren
- verslechteren
o.v.t.
- verslechterde
- verslechterde
- verslechterde
- verslechterden
- verslechterden
- verslechterden
v.t.t.
- heb verslechterd
- hebt verslechterd
- heeft verslechterd
- hebben verslechterd
- hebben verslechterd
- hebben verslechterd
v.v.t.
- had verslechterd
- had verslechterd
- had verslechterd
- hadden verslechterd
- hadden verslechterd
- hadden verslechterd
o.t.t.t.
- zal verslechteren
- zult verslechteren
- zal verslechteren
- zullen verslechteren
- zullen verslechteren
- zullen verslechteren
o.v.t.t.
- zou verslechteren
- zou verslechteren
- zou verslechteren
- zouden verslechteren
- zouden verslechteren
- zouden verslechteren
diversen
- verslechter!
- verslechtert!
- verslechterd
- verslechterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verslechteren:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
empirer | erger worden; verslechteren | |
s'aggraver | erger worden; verslechteren | aanscherpen; bezwaren; escaleren; gewicht toevoegen; intensiveren; toespitsen; uit de hand lopen; verergeren; verhevigen; versterken; verzwaren; zwaarder maken |
se détériorer | erger worden; verslechteren | bederven; rotten; vergaan; verrotten; wegrotten |
Wiktionary: verslechteren
verslechteren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verslechteren | → détériorer | ↔ deteriorate — make worse |
• verslechteren | → agraver; empirer | ↔ exacerbate — to make worse |
• verslechteren | → abîmer; détériorer; affaiblir | ↔ impair — have a diminishing effect on |