Neerlandés
Traducciones detalladas de vies maken de neerlandés a francés
vies maken:
-
vies maken (bevuilen; vuil maken)
salir; souiller; polluer; tacher; maculer; rendre sale-
salir verbo (salis, salit, salissons, salissez, salissent, salissais, salissait, salissions, salissiez, salissaient, salîmes, salîtes, salirent, salirai, saliras, salira, salirons, salirez, saliront)
-
souiller verbo (souille, souilles, souillons, souillez, souillent, souillais, souillait, souillions, souilliez, souillaient, souillai, souillas, souilla, souillâmes, souillâtes, souillèrent, souillerai, souilleras, souillera, souillerons, souillerez, souilleront)
-
polluer verbo (pollue, pollues, polluons, polluez, polluent, polluais, polluait, polluions, polluiez, polluaient, polluai, polluas, pollua, polluâmes, polluâtes, polluèrent, polluerai, pollueras, polluera, polluerons, polluerez, pollueront)
-
tacher verbo (tache, taches, tachons, tachez, tachent, tachais, tachait, tachions, tachiez, tachaient, tachai, tachas, tacha, tachâmes, tachâtes, tachèrent, tacherai, tacheras, tachera, tacherons, tacherez, tacheront)
-
maculer verbo (macule, macules, maculons, maculez, maculent, maculais, maculait, maculions, maculiez, maculaient, maculai, maculas, macula, maculâmes, maculâtes, maculèrent, maculerai, maculeras, maculera, maculerons, maculerez, maculeront)
-
rendre sale verbo
-
Conjugaciones de vies maken:
o.t.t.
- maak vies
- maakt vies
- maakt vies
- maken vies
- maken vies
- maken vies
o.v.t.
- maakte vies
- maakte vies
- maakte vies
- maakten vies
- maakten vies
- maakten vies
v.t.t.
- heb vies gemaakt
- hebt vies gemaakt
- heeft vies gemaakt
- hebben vies gemaakt
- hebben vies gemaakt
- hebben vies gemaakt
v.v.t.
- had vies gemaakt
- had vies gemaakt
- had vies gemaakt
- hadden vies gemaakt
- hadden vies gemaakt
- hadden vies gemaakt
o.t.t.t.
- zal vies maken
- zult vies maken
- zal vies maken
- zullen vies maken
- zullen vies maken
- zullen vies maken
o.v.t.t.
- zou vies maken
- zou vies maken
- zou vies maken
- zouden vies maken
- zouden vies maken
- zouden vies maken
diversen
- maak vies!
- maakt vies!
- vies gemaakt
- vies makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vies maken:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
maculer | bevuilen; vies maken; vuil maken | viesmaken; vuilmaken |
polluer | bevuilen; vies maken; vuil maken | verontreinigen; vervuilen; viesmaken; vuilmaken |
rendre sale | bevuilen; vies maken; vuil maken | verontreinigen; vervuilen; viesmaken; vuilmaken |
salir | bevuilen; vies maken; vuil maken | afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; een smet werpen op; kladden; knoeien; morsen; ontluisteren; smerig worden; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies worden; viesmaken; vlekken; vuilmaken |
souiller | bevuilen; vies maken; vuil maken | aansteken; bekladden; bemorsen; besmeren; besmetten; besmeuren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; een smet werpen op; infecteren; ontluisteren; vergiftigen; verontreinigen; verpesten; vervuilen; viesmaken; vuilmaken |
tacher | bevuilen; vies maken; vuil maken | afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; kladden; knoeien; morsen; smetten; viesmaken; vlekken; vuilmaken |
Traducciones automáticas externas: