Neerlandés

Traducciones detalladas de volbracht de neerlandés a francés

volbracht:

volbracht adj.

  1. volbracht (gedaan; gereed; klaar; beëindigd; af)

Translation Matrix for volbracht:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fait aangelegenheid; actie; affaire; aktie; casus; daad; evenement; feit; gebeurtenis; geval; handeling; incident; kwestie; voorval; zaak
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
accompli af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht doorgekneed; uitgevoerd; verricht; voleindigd; volleerd; voltrokken
achevé af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; foutloos; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; perfect; uit; voleindigd; volleerd; volmaakt; voltooid; voorbij
cuit af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht doorgekookt; gaar; gedaan; gekookt; gereed
effectué af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht bewerkstelligd; uitgevoerd; verricht
fait af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; geboren; gecreëerd; gedaan; gemaakt; gepleegd; geproduceerd; gereed; geschapen; gevormd; geëindigd; klaar; over; ter wereld gekomen; uit; uitgevoerd; verricht; vervaardigd; voltooid; voltrokken; voorbij
fini af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht af; afgedaan; afgelopen; afgerond; beëindigd; doorgekookt; eruit; foutloos; gaar; gecompleteerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; perfect; uit; voleindigd; volmaakt; voltooid; voorbij
préparé af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht af; afgedaan; afgelopen; bedacht; bereid; beëindigd; gedaan; gekookt; gepleegd; gereed; gewapend; geëindigd; klaar; over; paraat; uit; voltooid; voorbereid; voorbewerkt; voorbij
prêt af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gekookt; genegen; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; lening; over; paraat; rap; snel; startklaar; uit; vlot; vlug; voltooid; voorbij
terminé af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht af; afgedaan; afgehandeld; afgelopen; afgerond; beëindigd; doorgekookt; gaar; gecompleteerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij

Palabras relacionadas con "volbracht":

  • volbrachte

volbracht forma de volbrengen:

volbrengen verbo (volbreng, volbrengt, volbracht, volbrachten, volbracht)

  1. volbrengen (voltooien; completeren; afronden; )
    compléter; finir; accomplir; achever; mettre au point; effectuer; supprimer; terminer; conclure; mettre fin à; réussir à achever; compléter quelque chose; faire; se terminer; exécuter; parfaire; parachever; prendre fin; en finir; s'achever; s'acquitter de
    • compléter verbo (complète, complètes, complétons, complétez, )
    • finir verbo (finis, finit, finissons, finissez, )
    • accomplir verbo (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, )
    • achever verbo (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • effectuer verbo (effectue, effectues, effectuons, effectuez, )
    • supprimer verbo (supprime, supprimes, supprimons, supprimez, )
    • terminer verbo (termine, termines, terminons, terminez, )
    • conclure verbo (conclus, conclut, concluons, concluez, )
    • faire verbo (fais, fait, faisons, faites, )
    • se terminer verbo
    • exécuter verbo (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • parfaire verbo (parfais, parfait, parfaisons, parfaites, )
    • parachever verbo (parachève, parachèves, parachevons, parachevez, )
    • prendre fin verbo
    • en finir verbo
    • s'achever verbo

Conjugaciones de volbrengen:

o.t.t.
  1. volbreng
  2. volbrengt
  3. volbrengt
  4. volbrengen
  5. volbrengen
  6. volbrengen
o.v.t.
  1. volbracht
  2. volbracht
  3. volbracht
  4. volbrachten
  5. volbrachten
  6. volbrachten
v.t.t.
  1. heb volbracht
  2. hebt volbracht
  3. heeft volbracht
  4. hebben volbracht
  5. hebben volbracht
  6. hebben volbracht
v.v.t.
  1. had volbracht
  2. had volbracht
  3. had volbracht
  4. hadden volbracht
  5. hadden volbracht
  6. hadden volbracht
o.t.t.t.
  1. zal volbrengen
  2. zult volbrengen
  3. zal volbrengen
  4. zullen volbrengen
  5. zullen volbrengen
  6. zullen volbrengen
o.v.t.t.
  1. zou volbrengen
  2. zou volbrengen
  3. zou volbrengen
  4. zouden volbrengen
  5. zouden volbrengen
  6. zouden volbrengen
diversen
  1. volbreng!
  2. volbrengt!
  3. volbracht
  4. volbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

volbrengen [znw.] sustantivo

  1. volbrengen (tenuitvoerlegging; uitvoering; executie; uitvoeren; voltrekking)
    la réalisation; l'exécution; la mise en application; la mise à exécution

Translation Matrix for volbrengen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
exécution executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking afmaken; afslachten; afslachting; executie; liquidatie; moord; operatie; prestatie; slachting; strafuitvoering; terechtstelling; verrichting; voltrekking van de straf
mise en application executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking
mise à exécution executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking executie; strafuitvoering; terechtstelling; voltrekking van de straf
réalisation executie; tenuitvoerlegging; uitvoeren; uitvoering; volbrengen; voltrekking aanmaken; benul; besef; bewustzijn; fabricage; fabricatie; fabriceren; invullen; invulling; maken; notie; prestatie; produceren; productie; realisatie; totstandkoming; verrichting; vervaardigen; vervaardiging; vervulling; verwerkelijking; verwezenlijking
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
accomplir afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afleggen; bedingen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; meters maken; realiseren; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voltrekken; voor elkaar krijgen; waarmaken; zich voltrekken
achever afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aankomen; afdoen; afmaken; afronden; afslijten door erop te zitten; afsluiten; afzitten; betalen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; in orde maken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; ophouden; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde dragen; ten einde schrijven; ten einde spelen; uitdragen; uitdrinken; vereffenen; vervolledigen; vervolmaken; voldoen; voldragen; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen
compléter afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aanvullen; afmaken; afronden; compleet maken; completeren; laatste gedeelte afmaken; perfectioneren; toevoegen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltallig maken; voltooien
compléter quelque chose afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien
conclure afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afleiden; afronden; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; concluderen; deduceren; een einde maken aan; een gevolgtrekking maken; eindigen; laatste gedeelte afmaken; naar einde toewerken; ophouden; opmaken uit; stoppen
effectuer afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien arbeiden; bedingen; bewerkstelligen; controleren; fixen; klaarspelen; lappen; nagaan; nakijken; realiseren; totstandbrengen; verwerkelijken; verwezenlijken; voltrekken; voor elkaar krijgen; werken; zich voltrekken
en finir afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
exécuter afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afmaken; arbeiden; bedingen; bewerkstelligen; doen; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; fixen; handelen; klaarspelen; koudmaken; lappen; liquideren; om het leven brengen; ombrengen; plegen; ter dood brengen; terechtstellen; uit de weg ruimen; uitrichten; uitvoeren; vermoorden; verrichten; voltrekken; volvoeren; voor elkaar krijgen; werken; zich voltrekken
faire afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aandoen; aanrichten; aanstichten; aanvangen; beginnen; beoefenen; berokkenen; doen; handelen; in het leven roepen; maken; plegen; praktiseren; scheppen; sport uitoefenen; starten; tot stand brengen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; van start gaan; veroorzaken; verrichten; voor elkaar krijgen
finir afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afdoen; aflopen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; eten; fiksen; in orde maken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; legen; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opvreten; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitraken; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; vreten
mettre au point afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aanpassen; afsluiten; afstellen; afstemmen; beëindigen; bijstellen; een einde maken aan; eindigen; fiksen; focussen; gelijkschakelen; goedmaken; herstellen; maken; ophouden; rechtzetten; repareren; scherp stellen; scherp zetten; stoppen; verstellen
mettre fin à afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
parachever afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afsluiten; bevorderd worden; beëindigen; bijwerken; een einde maken aan; eindigen; hogerop komen; ophouden; retoucheren; stoppen; zich opwerken
parfaire afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afmaken; bijschaven; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
prendre fin afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aflopen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen; ten einde lopen; uitraken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
réussir à achever afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen
s'achever afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aflopen; afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen; teneindelopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
s'acquitter de afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aanzuiveren; betalen; doen; genoegdoen; handelen; kwijten; nabetalen; uitrichten; uitvoeren; vereffenen; verrichten; voldoen; zich kwijten
se terminer afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aflopen; aflopen met; afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen; ten einde lopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
supprimer afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afbestellen; afbreken; afgelasten; afmaken; afschaffen; afschrijven; afzeggen; annuleren; breken; doden; doodmaken; doodslaan; intrekken; liquideren; neerhalen; nietig verklaren; nullificeren; ombrengen; omverhalen; ondervangen; opbreken; opdoeken; opheffen; slopen; teniet doen; uit elkaar halen; uitroeien; van kant maken; verijdelen; vermoorden; vernietigen; verwijderen; zuur opbreken
terminer afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afdoen; aflopen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; in orde maken; klaren; ledigen; leegdrinken; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; ophouden; regelen; stoppen; ten einde dragen; teneindelopen; uitdragen; uitdrinken; uitkrijgen; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voldragen; voorbijgaan

Wiktionary: volbrengen

volbrengen
Cross Translation:
FromToVia
volbrengen consommer consummate — to bring something to completion

Traducciones automáticas externas: