Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de voordragen de neerlandés a francés

voordragen:

voordragen verbo (draag voor, draagt voor, droeg voor, droegen voor, voorgedragen)

  1. voordragen (iemand recommanderen; aanbevelen; aanraden; nomineren)
    recommander; conseiller; nommer; proposer; patronner; préconiser; présenter; appuyer
    • recommander verbo (recommande, recommandes, recommandons, recommandez, )
    • conseiller verbo (conseille, conseilles, conseillons, conseillez, )
    • nommer verbo (nomme, nommes, nommons, nommez, )
    • proposer verbo (propose, proposes, proposons, proposez, )
    • patronner verbo (patronne, patronnes, patronnons, patronnez, )
    • préconiser verbo (préconise, préconises, préconisons, préconisez, )
    • présenter verbo (présente, présentes, présentons, présentez, )
    • appuyer verbo (appuie, appuies, appuyons, appuyez, )
  2. voordragen (verzen voordragen; declameren)
    réciter; déclamer des vers; chanter
    • réciter verbo (récite, récites, récitons, récitez, )
    • chanter verbo (chante, chantes, chantons, chantez, )
  3. voordragen (reciteren; opzeggen)
    réciter; déclamer
    • réciter verbo (récite, récites, récitons, récitez, )
    • déclamer verbo (déclame, déclames, déclamons, déclamez, )

Conjugaciones de voordragen:

o.t.t.
  1. draag voor
  2. draagt voor
  3. draagt voor
  4. dragen voor
  5. dragen voor
  6. dragen voor
o.v.t.
  1. droeg voor
  2. droeg voor
  3. droeg voor
  4. droegen voor
  5. droegen voor
  6. droegen voor
v.t.t.
  1. heb voorgedragen
  2. hebt voorgedragen
  3. heeft voorgedragen
  4. hebben voorgedragen
  5. hebben voorgedragen
  6. hebben voorgedragen
v.v.t.
  1. had voorgedragen
  2. had voorgedragen
  3. had voorgedragen
  4. hadden voorgedragen
  5. hadden voorgedragen
  6. hadden voorgedragen
o.t.t.t.
  1. zal voordragen
  2. zult voordragen
  3. zal voordragen
  4. zullen voordragen
  5. zullen voordragen
  6. zullen voordragen
o.v.t.t.
  1. zou voordragen
  2. zou voordragen
  3. zou voordragen
  4. zouden voordragen
  5. zouden voordragen
  6. zouden voordragen
diversen
  1. draag voor!
  2. draagt voor!
  3. voorgedragen
  4. voordragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voordragen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
conseiller adviseur; consulent; raadgever; raadsman
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
appuyer aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen baseren; bemoedigen; bijvallen; coöpereren; dragen; drukken; funderen; indrukken; induwen; instemmen; knellen; meewerken; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; steunen op; stutten; tikken op; troosten; vertroosten
chanter declameren; verzen voordragen; voordragen krieken; zingen
conseiller aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen aanraden; adviseren; iets aanraden; ingeven; raadgeven; raden; recommanderen; suggereren; van raad dienen
déclamer opzeggen; reciteren; voordragen
déclamer des vers declameren; verzen voordragen; voordragen
nommer aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen aannemen; aanstellen; aantrekken; benoemen; bestempelen; betitelen; een naam geven; erbij zeggen; in dienst nemen; in functie aanstellen; inhuren; installeren; met name noemen; noemen; opnoemen; opsommen; vermelden; vernoemen
patronner aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen beschermen
proposer aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen aanbieden; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; een voorstel doen; entameren; geld opleveren; gesprek aanknopen; inbrengen; indienen; laten zien; naar voren brengen; offreren; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; poneren; postuleren; presenteren; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter overweging geven; ter sprake brengen; tonen; uitloven; voorleggen; vooronderstellen; voorslaan; voorstellen
préconiser aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen aanraden; adviseren; van raad dienen
présenter aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen aan tafel bedienen; aanbieden; aangeven; aankaarten; aanmelden; aanreiken; aansnijden; aanvoeren; afgeven; bedienen; bieden; entameren; exposeren; formuleren; geven; in een formule brengen; indienen; inkleden; inleven; inschrijven; intekenen; invoelen; laten zien; meeleven; naar voren brengen; offreren; op tafel leggen; opdienen; opdissen; opgeven; opperen; opwerpen; overgeven; overhandigen; poneren; presenteren; subscriberen; te berde brengen; tentoonstellen; ter overweging geven; ter sprake brengen; toesteken; tonen; vertonen; voelen; voor ogen brengen; voorleggen; voorschotelen; voorzetten
recommander aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen aanbevelen; aanprijzen; aanraden; adviseren; iets aanraden; ingeven; raden; recommanderen; suggereren; van raad dienen
réciter declameren; opzeggen; reciteren; verzen voordragen; voordragen declameren; hoogdravend praten; oreren

Wiktionary: voordragen

voordragen
verb
  1. mettre en avant, de vive voix ou par écrit, pour qu’on l’examiner, pour qu’on en délibérer.
  2. (vieilli) prononcer à voix haute, et d’une manière soutenir, quelque discours, quelque morceau de prose ou de vers qu’on savoir par cœur.

Cross Translation:
FromToVia
voordragen soumettre; présenter submit — enter or put forward something for approval, consideration, marking etc.

Traducciones relacionadas de voordragen