Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. weerklinkend:
  2. weerklinken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de weerklinkend de neerlandés a francés

weerklinkend:

weerklinkend adj.

  1. weerklinkend (schallend; galmend)

Translation Matrix for weerklinkend:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
retentissant galmend; schallend; weerklinkend adembenemend; boeiend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend
résonnant galmend; schallend; weerklinkend klankvol; klinkend

weerklinkend forma de weerklinken:

weerklinken verbo (weerklink, weerklinkt, weerklonk, weerklonken, weerklonken)

  1. weerklinken (hoorbaar zijn)
    retentir; résonner; être audible
    • retentir verbo (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )
    • résonner verbo (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
  2. weerklinken (naklinken; echoën; galmen)
    se répercuter; résonner; réverbérer en echo; trouver des échos
    • résonner verbo (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • réverbérer en echo verbo (réverbère, réverbères, réverbérons, réverbérez, )
  3. weerklinken (weergalmen; resoneren; echoën; )
    résonner; renvoyer; retentir; se répercuter; réverbérer en echo; trouver des échos
    • résonner verbo (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • renvoyer verbo (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, )
    • retentir verbo (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )
    • réverbérer en echo verbo (réverbère, réverbères, réverbérons, réverbérez, )

Conjugaciones de weerklinken:

o.t.t.
  1. weerklink
  2. weerklinkt
  3. weerklinkt
  4. weerklinken
  5. weerklinken
  6. weerklinken
o.v.t.
  1. weerklonk
  2. weerklonk
  3. weerklonk
  4. weerklonken
  5. weerklonken
  6. weerklonken
v.t.t.
  1. heb weerklonken
  2. hebt weerklonken
  3. heeft weerklonken
  4. hebben weerklonken
  5. hebben weerklonken
  6. hebben weerklonken
v.v.t.
  1. had weerklonken
  2. had weerklonken
  3. had weerklonken
  4. hadden weerklonken
  5. hadden weerklonken
  6. hadden weerklonken
o.t.t.t.
  1. zal weerklinken
  2. zult weerklinken
  3. zal weerklinken
  4. zullen weerklinken
  5. zullen weerklinken
  6. zullen weerklinken
o.v.t.t.
  1. zou weerklinken
  2. zou weerklinken
  3. zou weerklinken
  4. zouden weerklinken
  5. zouden weerklinken
  6. zouden weerklinken
diversen
  1. weerklink!
  2. weerklinkt!
  3. weerklonken
  4. weerklinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weerklinken:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
renvoyer echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen afmarcheren; afnemen; afschepen; afschrikken; afwimpelen; afzonderen; bang maken; ecarteren; laten inrukken; lichten; omruilen; omwisselen; ontheffen; ontslaan; opschorten; opschuiven; opsturen; pasporteren; posten; reflecteren; rekken; restitueren; retourneren; ruilen; sturen; terugbrengen; teruggeven; terugkaatsen; terugsturen; terugzenden; toewerpen; toezenden; uitstellen; uitsturen; verdagen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; vertragen; vervreemden; verwijderen; verwijzen naar; verwisselen; verzenden; voor zich uitschuiven; weerspiegelen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsturen; wegwerken; wegzenden; wisselen
retentir echoën; galmen; hoorbaar zijn; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen echoën; galmen; herhalen; klateren; kletteren; klingelen; luidkeels iets verkondigen; met krachtige stem zingen; nabouwen; napraten; nazeggen; rammelen; reflecteren; rinkelen; schallen; schetteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; tetteren; tingelen; tinkelen; weerkaatsen; weerschallen
résonner echoën; galmen; hoorbaar zijn; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen echoën; galmen; herhalen; klank voortbrengen; kletteren; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; nabouwen; napraten; nazeggen; rammelen; reflecteren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen; weerschallen
réverbérer en echo echoën; galmen; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen schallen; weerschallen
se répercuter echoën; galmen; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen schallen; weerschallen
trouver des échos echoën; galmen; naklinken; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen schallen; weerschallen
être audible hoorbaar zijn; weerklinken

Wiktionary: weerklinken


Cross Translation:
FromToVia
weerklinken résonner; retentir; éclater erschallengehoben, (intransitiv) laut ertönen, laut hörbar werden