Neerlandés
Traducciones detalladas de wegglijden de neerlandés a francés
wegglijden:
-
wegglijden (verzwakken; aftakelen)
affaiblir; atténuer-
affaiblir verbo (affaiblis, affaiblit, affaiblissons, affaiblissez, affaiblissent, affaiblissais, affaiblissait, affaiblissions, affaiblissiez, affaiblissaient, affaiblîmes, affaiblîtes, affaiblirent, affaiblirai, affaibliras, affaiblira, affaiblirons, affaiblirez, affaibliront)
-
atténuer verbo (atténue, atténues, atténuons, atténuez, atténuent, atténuais, atténuait, atténuions, atténuiez, atténuaient, atténuai, atténuas, atténua, atténuâmes, atténuâtes, atténuèrent, atténuerai, atténueras, atténuera, atténuerons, atténuerez, atténueront)
-
-
wegglijden (wegzinken; vervallen; inzinken; aftakelen; afzakken; afglijden)
couler; sombrer; s'enfoncer; s'enliser-
couler verbo (coule, coules, coulons, coulez, coulent, coulais, coulait, coulions, couliez, coulaient, coulai, coulas, coula, coulâmes, coulâtes, coulèrent, coulerai, couleras, coulera, coulerons, coulerez, couleront)
-
sombrer verbo (sombre, sombres, sombrons, sombrez, sombrent, sombrais, sombrait, sombrions, sombriez, sombraient, sombrai, sombras, sombra, sombrâmes, sombrâtes, sombrèrent, sombrerai, sombreras, sombrera, sombrerons, sombrerez, sombreront)
-
s'enfoncer verbo
-
s'enliser verbo
-
Conjugaciones de wegglijden:
o.t.t.
- glijd weg
- glijdt weg
- glijdt weg
- glijden weg
- glijden weg
- glijden weg
o.v.t.
- gleed weg
- gleed weg
- gleed weg
- gleden weg
- gleden weg
- gleden weg
v.t.t.
- ben weggegleden
- bent weggegleden
- is weggegleden
- zijn weggegleden
- zijn weggegleden
- zijn weggegleden
v.v.t.
- was weggegleden
- was weggegleden
- was weggegleden
- waren weggegleden
- waren weggegleden
- waren weggegleden
o.t.t.t.
- zal wegglijden
- zult wegglijden
- zal wegglijden
- zullen wegglijden
- zullen wegglijden
- zullen wegglijden
o.v.t.t.
- zou wegglijden
- zou wegglijden
- zou wegglijden
- zouden wegglijden
- zouden wegglijden
- zouden wegglijden
diversen
- glijd weg!
- glijdt weg!
- weggegleden
- wegglijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
wegglijden (uitglijden)
Translation Matrix for wegglijden:
Wiktionary: wegglijden
wegglijden
verb
-
Déplacer au sol (1)