Neerlandés
Sinónimos detallados de aanhalen en neerlandés
aanhalen:
-
aanhalen
-
aanhalen
Conjugaciones de aanhalen:
o.t.t.
- haal aan
- haalt aan
- haalt aan
- halen aan
- halen aan
- halen aan
o.v.t.
- haalde aan
- haalde aan
- haalde aan
- haalden aan
- haalden aan
- haalden aan
v.t.t.
- heb aangehaald
- hebt aangehaald
- heeft aangehaald
- hebben aangehaald
- hebben aangehaald
- hebben aangehaald
v.v.t.
- had aangehaald
- had aangehaald
- had aangehaald
- hadden aangehaald
- hadden aangehaald
- hadden aangehaald
o.t.t.t.
- zal aanhalen
- zult aanhalen
- zal aanhalen
- zullen aanhalen
- zullen aanhalen
- zullen aanhalen
o.v.t.t.
- zou aanhalen
- zou aanhalen
- zou aanhalen
- zouden aanhalen
- zouden aanhalen
- zouden aanhalen
diversen
- haal aan!
- haalt aan!
- aangehaald
- aanhalende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanhalen
-
aanhalen