Neerlandés
Sinónimos detallados de afvoeren en neerlandés
afvoeren:
-
afvoeren
-
afvoeren
-
afvoeren
Conjugaciones de afvoeren:
o.t.t.
- voer af
- voert af
- voert af
- voeren af
- voeren af
- voeren af
o.v.t.
- voerde af
- voerde af
- voerde af
- voerden af
- voerden af
- voerden af
v.t.t.
- heb afgevoerd
- hebt afgevoerd
- heeft afgevoerd
- hebben afgevoerd
- hebben afgevoerd
- hebben afgevoerd
v.v.t.
- had afgevoerd
- had afgevoerd
- had afgevoerd
- hadden afgevoerd
- hadden afgevoerd
- hadden afgevoerd
o.t.t.t.
- zal afvoeren
- zult afvoeren
- zal afvoeren
- zullen afvoeren
- zullen afvoeren
- zullen afvoeren
o.v.t.t.
- zou afvoeren
- zou afvoeren
- zou afvoeren
- zouden afvoeren
- zouden afvoeren
- zouden afvoeren
diversen
- voer af!
- voert af!
- afgevoerd
- afvoerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
afvaren:
-
afvaren
-
afvaren
Conjugaciones de afvaren:
o.t.t.
- vaar af
- vaart af
- vaart af
- varen af
- varen af
- varen af
o.v.t.
- voer af
- voer af
- voer af
- voeren af
- voeren af
- voeren af
v.t.t.
- ben afgevaren
- bent afgevaren
- is afgevaren
- zijn afgevaren
- zijn afgevaren
- zijn afgevaren
v.v.t.
- was afgevaren
- was afgevaren
- was afgevaren
- waren afgevaren
- waren afgevaren
- waren afgevaren
o.t.t.t.
- zal afvaren
- zult afvaren
- zal afvaren
- zullen afvaren
- zullen afvaren
- zullen afvaren
o.v.t.t.
- zou afvaren
- zou afvaren
- zou afvaren
- zouden afvaren
- zouden afvaren
- zouden afvaren
diversen
- vaar af!
- vaart af!
- afgevaren
- afvarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze