Neerlandés
Sinónimos detallados de assimileren en neerlandés
assimileren:
-
assimileren
Conjugaciones de assimileren:
o.t.t.
- assimileer
- assimileert
- assimileert
- assimileren
- assimileren
- assimileren
o.v.t.
- assimileerde
- assimileerde
- assimileerde
- assimileerden
- assimileerden
- assimileerden
v.t.t.
- heb geassimileerd
- hebt geassimileerd
- heeft geassimileerd
- hebben geassimileerd
- hebben geassimileerd
- hebben geassimileerd
v.v.t.
- had geassimileerd
- had geassimileerd
- had geassimileerd
- hadden geassimileerd
- hadden geassimileerd
- hadden geassimileerd
o.t.t.t.
- zal assimileren
- zult assimileren
- zal assimileren
- zullen assimileren
- zullen assimileren
- zullen assimileren
o.v.t.t.
- zou assimileren
- zou assimileren
- zou assimileren
- zouden assimileren
- zouden assimileren
- zouden assimileren
diversen
- assimileer!
- assimileert!
- geassimileerd
- assimilerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze