Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de bedaren en neerlandés

bedaren:

bedaren verbo (bedaar, bedaart, bedaarde, bedaarden, bedaard)

  1. bedaren
    beheersen; bedwingen; beteugelen; matigen; bedaren; intomen
    • beheersen verbo (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)
    • bedwingen verbo (bedwing, bedwingt, bedwong, bedwongen, bedwongen)
    • beteugelen verbo (beteugel, beteugelt, beteugelde, beteugelden, beteugeld)
    • matigen verbo (matig, matigt, matigde, matigden, gematigd)
    • bedaren verbo (bedaar, bedaart, bedaarde, bedaarden, bedaard)
    • intomen verbo (toom in, toomt in, toomde in, toomden in, ingetoomd)
  2. bedaren
    kalmeren; sussen; bedaren; tot kalmte manen
    • kalmeren verbo (kalmeer, kalmeert, kalmeerde, kalmeerden, gekalmeerd)
    • sussen verbo (sus, sust, suste, susten, gesust)
    • bedaren verbo (bedaar, bedaart, bedaarde, bedaarden, bedaard)

Conjugaciones de bedaren:

o.t.t.
  1. bedaar
  2. bedaart
  3. bedaart
  4. bedaren
  5. bedaren
  6. bedaren
o.v.t.
  1. bedaarde
  2. bedaarde
  3. bedaarde
  4. bedaarden
  5. bedaarden
  6. bedaarden
v.t.t.
  1. ben bedaard
  2. bent bedaard
  3. is bedaard
  4. zijn bedaard
  5. zijn bedaard
  6. zijn bedaard
v.v.t.
  1. was bedaard
  2. was bedaard
  3. was bedaard
  4. waren bedaard
  5. waren bedaard
  6. waren bedaard
o.t.t.t.
  1. zal bedaren
  2. zult bedaren
  3. zal bedaren
  4. zullen bedaren
  5. zullen bedaren
  6. zullen bedaren
o.v.t.t.
  1. zou bedaren
  2. zou bedaren
  3. zou bedaren
  4. zouden bedaren
  5. zouden bedaren
  6. zouden bedaren
diversen
  1. bedaar!
  2. bedaart!
  3. bedaard
  4. bedarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de bedaren