Neerlandés
Sinónimos detallados de blussen en neerlandés
blussen:
-
blussen
-
blussen
– doven. zorgen dat het uitgaat 1
Conjugaciones de blussen:
o.t.t.
- blus
- blust
- blust
- blussen
- blussen
- blussen
o.v.t.
- bluste
- bluste
- bluste
- blusten
- blusten
- blusten
v.t.t.
- heb geblust
- hebt geblust
- heeft geblust
- hebben geblust
- hebben geblust
- hebben geblust
v.v.t.
- had geblust
- had geblust
- had geblust
- hadden geblust
- hadden geblust
- hadden geblust
o.t.t.t.
- zal blussen
- zult blussen
- zal blussen
- zullen blussen
- zullen blussen
- zullen blussen
o.v.t.t.
- zou blussen
- zou blussen
- zou blussen
- zouden blussen
- zouden blussen
- zouden blussen
en verder
- ben geblust
- bent geblust
- is geblust
- zijn geblust
- zijn geblust
- zijn geblust
diversen
- blus!
- blust!
- geblust
- blussend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze