Neerlandés
Sinónimos detallados de coördineren en neerlandés
coördineren:
-
coördineren
Conjugaciones de coördineren:
o.t.t.
- coördineer
- coördineert
- coördineert
- coördineren
- coördineren
- coördineren
o.v.t.
- coördineerde
- coördineerde
- coördineerde
- coördineerden
- coördineerden
- coördineerden
v.t.t.
- heb gecoördineerd
- hebt gecoördineerd
- heeft gecoördineerd
- hebben gecoördineerd
- hebben gecoördineerd
- hebben gecoördineerd
v.v.t.
- had gecoördineerd
- had gecoördineerd
- had gecoördineerd
- hadden gecoördineerd
- hadden gecoördineerd
- hadden gecoördineerd
o.t.t.t.
- zal coördineren
- zult coördineren
- zal coördineren
- zullen coördineren
- zullen coördineren
- zullen coördineren
o.v.t.t.
- zou coördineren
- zou coördineren
- zou coördineren
- zouden coördineren
- zouden coördineren
- zouden coördineren
en verder
- ben gecoördineerd
- bent gecoördineerd
- is gecoördineerd
- zijn gecoördineerd
- zijn gecoördineerd
- zijn gecoördineerd
diversen
- coördineer!
- coördineert!
- gecoördineerd
- coördinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze