Neerlandés
Sinónimos detallados de denigreren en neerlandés
denigreren:
-
denigreren
Conjugaciones de denigreren:
o.t.t.
- denigreer
- denigreert
- denigreert
- denigreren
- denigreren
- denigreren
o.v.t.
- denigreerde
- denigreerde
- denigreerde
- denigreerden
- denigreerden
- denigreerden
v.t.t.
- heb gedenigreerd
- hebt gedenigreerd
- heeft gedenigreerd
- hebben gedenigreerd
- hebben gedenigreerd
- hebben gedenigreerd
v.v.t.
- had gedenigreerd
- had gedenigreerd
- had gedenigreerd
- hadden gedenigreerd
- hadden gedenigreerd
- hadden gedenigreerd
o.t.t.t.
- zal denigreren
- zult denigreren
- zal denigreren
- zullen denigreren
- zullen denigreren
- zullen denigreren
o.v.t.t.
- zou denigreren
- zou denigreren
- zou denigreren
- zouden denigreren
- zouden denigreren
- zouden denigreren
diversen
- denigreer!
- denigreert!
- gedenigreerd
- denigrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze