Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de flikflooien en neerlandés

flikflooien:

flikflooien verbo (flikflooi, flikflooit, flikflooide, flikflooiden, geflikflooid)

  1. flikflooien
    flemen; flikflooien
    • flemen verbo (fleem, fleemt, fleemde, fleemden, gefleemd)
    • flikflooien verbo (flikflooi, flikflooit, flikflooide, flikflooiden, geflikflooid)
  2. flikflooien
    vleien; kruipen; flikflooien; flatteren; vlemen; stroop om de mond smeren
    • vleien verbo (vlei, vleit, vleide, vleiden, gevleid)
    • kruipen verbo (kruip, kruipt, kroop, kropen, gekropen)
    • flikflooien verbo (flikflooi, flikflooit, flikflooide, flikflooiden, geflikflooid)
    • flatteren verbo (flatteer, flatteert, flatteerde, flatteerden, geflatteerd)
    • vlemen verbo
    • stroop om de mond smeren verbo (smeer stroop om de mond, smeert stroop om de mond, smeerde stroop om de mond, smeerden stroop om de mond, stroop om de mond gesmeerd)

Conjugaciones de flikflooien:

o.t.t.
  1. flikflooi
  2. flikflooit
  3. flikflooit
  4. flikflooien
  5. flikflooien
  6. flikflooien
o.v.t.
  1. flikflooide
  2. flikflooide
  3. flikflooide
  4. flikflooiden
  5. flikflooiden
  6. flikflooiden
v.t.t.
  1. heb geflikflooid
  2. hebt geflikflooid
  3. heeft geflikflooid
  4. hebben geflikflooid
  5. hebben geflikflooid
  6. hebben geflikflooid
v.v.t.
  1. had geflikflooid
  2. had geflikflooid
  3. had geflikflooid
  4. hadden geflikflooid
  5. hadden geflikflooid
  6. hadden geflikflooid
o.t.t.t.
  1. zal flikflooien
  2. zult flikflooien
  3. zal flikflooien
  4. zullen flikflooien
  5. zullen flikflooien
  6. zullen flikflooien
o.v.t.t.
  1. zou flikflooien
  2. zou flikflooien
  3. zou flikflooien
  4. zouden flikflooien
  5. zouden flikflooien
  6. zouden flikflooien
diversen
  1. flikflooi!
  2. flikflooit!
  3. geflikflooid
  4. flikflooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze