Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. gestanst:
  2. stansen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de gestanst en neerlandés

gestanst:

gestanst adj.

  1. gestanst

gestanst forma de stansen:

stansen verbo (stans, stanst, stanste, stansten, gestanst)

  1. stansen
    stansen; ponsen; doorponsen
    • stansen verbo (stans, stanst, stanste, stansten, gestanst)
    • ponsen verbo (pons, ponst, ponste, ponsten, geponst)
    • doorponsen verbo (doorpons, doorponst, doorponste, doorponsten, doorgeponst)

Conjugaciones de stansen:

o.t.t.
  1. stans
  2. stanst
  3. stanst
  4. stansen
  5. stansen
  6. stansen
o.v.t.
  1. stanste
  2. stanste
  3. stanste
  4. stansten
  5. stansten
  6. stansten
v.t.t.
  1. heb gestanst
  2. hebt gestanst
  3. heeft gestanst
  4. hebben gestanst
  5. hebben gestanst
  6. hebben gestanst
v.v.t.
  1. had gestanst
  2. had gestanst
  3. had gestanst
  4. hadden gestanst
  5. hadden gestanst
  6. hadden gestanst
o.t.t.t.
  1. zal stansen
  2. zult stansen
  3. zal stansen
  4. zullen stansen
  5. zullen stansen
  6. zullen stansen
o.v.t.t.
  1. zou stansen
  2. zou stansen
  3. zou stansen
  4. zouden stansen
  5. zouden stansen
  6. zouden stansen
en verder
  1. ben gestanst
  2. bent gestanst
  3. is gestanst
  4. zijn gestanst
  5. zijn gestanst
  6. zijn gestanst
diversen
  1. stans!
  2. stanst!
  3. gestanst
  4. stansend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze