Neerlandés
Sinónimos detallados de inspecteren en neerlandés
inspecteren:
-
inspecteren
-
inspecteren
-
inspecteren
Conjugaciones de inspecteren:
o.t.t.
- inspecteer
- inspecteert
- inspecteert
- inspecteren
- inspecteren
- inspecteren
o.v.t.
- inspecteerde
- inspecteerde
- inspecteerde
- inspecteerden
- inspecteerden
- inspecteerden
v.t.t.
- heb geïnspecteerd
- hebt geïnspecteerd
- heeft geïnspecteerd
- hebben geïnspecteerd
- hebben geïnspecteerd
- hebben geïnspecteerd
v.v.t.
- had geïnspecteerd
- had geïnspecteerd
- had geïnspecteerd
- hadden geïnspecteerd
- hadden geïnspecteerd
- hadden geïnspecteerd
o.t.t.t.
- zal inspecteren
- zult inspecteren
- zal inspecteren
- zullen inspecteren
- zullen inspecteren
- zullen inspecteren
o.v.t.t.
- zou inspecteren
- zou inspecteren
- zou inspecteren
- zouden inspecteren
- zouden inspecteren
- zouden inspecteren
en verder
- is geïnspecteerd
diversen
- inspecteer!
- inspecteert!
- geïnspecteerd
- inspecterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze