Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. kakken:
  2. kak:


Neerlandés

Sinónimos detallados de kakken en neerlandés

kakken:

kakken verbo (kak, kakt, kakte, kakten, gekakt)

  1. kakken
    kakken
    • kakken verbo (kak, kakt, kakte, kakten, gekakt)

Conjugaciones de kakken:

o.t.t.
  1. kak
  2. kakt
  3. kakt
  4. kakken
  5. kakken
  6. kakken
o.v.t.
  1. kakte
  2. kakte
  3. kakte
  4. kakten
  5. kakten
  6. kakten
v.t.t.
  1. heb gekakt
  2. hebt gekakt
  3. heeft gekakt
  4. hebben gekakt
  5. hebben gekakt
  6. hebben gekakt
v.v.t.
  1. had gekakt
  2. had gekakt
  3. had gekakt
  4. hadden gekakt
  5. hadden gekakt
  6. hadden gekakt
o.t.t.t.
  1. zal kakken
  2. zult kakken
  3. zal kakken
  4. zullen kakken
  5. zullen kakken
  6. zullen kakken
o.v.t.t.
  1. zou kakken
  2. zou kakken
  3. zou kakken
  4. zouden kakken
  5. zouden kakken
  6. zouden kakken
diversen
  1. kak!
  2. kakt!
  3. gekakt
  4. kakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "kakken":


kak:

kak [de ~ (m)] sustantivo

  1. de kak
    de poep; de schijt; de stront; de drek; de kak
    • poep [de ~ (m)] sustantivo
    • schijt [de ~ (m)] sustantivo
    • stront [de ~ (m)] sustantivo
    • drek [de ~ (m)] sustantivo
    • kak [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "kak":